Verslag: An Afternoon with Actor Guy Pearce
‘Ik ben meer een sprinter: ergens induiken en afmaken’

Memento
De Australische acteur Guy Pearce bracht een bezoek aan filmstudenten van de Rijksuniversiteit Groningen – met een intrigerend miniretrospectief als resultaat.
“Wat ik daar doe is niet zo authentiek als ik had gewild.” Acteur Guy Pearce is genadeloos over zijn acteerwerk in Memento (2000) tijdens een vraaggesprek onder leiding van universitair docent Film- en Mediastudies Dan Leberg aan de letterenfaculteit van de Rijksuniversiteit Groningen op 25 april 2025. De moderne klassieker van Christopher Nolan, die dit jaar zijn 25-jarig jubileum viert, werd vertoond voorafgaand aan het gesprek tussen Pearce en filmwetenschapper Dan Leberg.
Het is een logische keuze: het is nog altijd de film die misschien wel het meest wordt geassocieerd met Pearce. Memento is ook al jaren onderdeel van het college filmtheorie van de studie Kunsten, Cultuur en Media. Flik, de studievereniging van deze studie, is verantwoordelijk voor de organisatie van deze middag.
Overigens schroomt Pearce niet om uiteen te zetten waarom hij Memento – geroemd om zijn narratieve complexiteit – wel een interessante film vindt, ondanks zijn kritiek op zijn 25 jaar jongere zelf. “Toen de film in première ging was iedereen in de war. Je moest hem wel twee keer zien om hem te begrijpen. De film trok dus twee keer zoveel publiek. Alleen Nolan komt daarmee weg.”
Pearce vertelt dat Memento van alle films waarin hij heeft gespeeld het dicht bleef bij het aanvankelijke script. Het is een typerende observatie van een acteur die in zijn werk altijd grote aandacht heeft voor het scenario.
Leberg, die in anderhalf uur probeert het publiek mee te nemen in een miniretrospectief van de carrière van Pearce, peilt bij de Australiër waar hij zijn inspiratie vandaan haalt. In het bijzonder noemt Leberg Pearce’ gevoel voor stijl. Pearce zet een gehaaide zakenman neer in The Brutalist (2024); een ex-soldaat in het dystopische The Rover (2014); een dragqueen in The Adventures of Priscilla, Queen of the Desert (1994). Het zijn rollen die hem als gegoten zitten. De acteur antwoordt: “Ik heb niet het gevoel dat ik als acteur de toon zet. Ik zie mijn werk meer als meesurfen op een golf.”
Hij noemt The Brutalist, waarvoor hij werd genomineerd voor een Oscar, als voorbeeld: “Ik heb dat personage natuurlijk niet bedacht, het komt uit de koker van Brady Corbet.” De plot draait om architect László Tóth (Adrien Brody), een Joodse Holocaust-overlevende die zich na de Tweede Wereldoorlog vestigt in de Verenigde Staten. Pearce vertolkt Harrison Lee van Buren, een hautaine entrepreneur die het talent van Tóth misbruikt voor zijn eigen gewin. Pearce legt uit dat Corbets script las als een roman: “Het verhaal en mijn personage kwamen in mijn verbeelding direct tot leven.”
De acteur omschrijft acteren als zien en doorzien, als een soort onbewuste realisatie, die zich bij zijn beste rollen altijd vanzelf aandient. “Ik raak dan ineens ontroerd door een personage. En de transformatie die daarmee gepaard gaat, leidt bij mij altijd tot grote vreugde.”
Leberg vraagt Pearce of hij als acteur “zoekt naar een weg naar binnen” of dat hij iets van zichzelf probeert aan te treffen in zijn personage. Pearce reageert: “Iets van mezelf? Ik heb nog steeds geen volledig idee van wie ik ben.” De acteur vertelt dat hij in personages zoekt naar “onzekerheden, kwetsbaarheid, dapperheid en menselijkheid”.
Voor scriptschrijvers heeft de Australiër wel een advies: probeer eigenzinnig te zijn. De acteur wil eigenlijk elk nieuw project iets anders doen en is allergisch voor scripts die inhaken op trends. Ook vertelt hij dat hij een aversie heeft tegen filmproducenten die hem bijvoorbeeld vragen of hij zijn werk in Memento niet even kan nadoen voor een andere film. Er zijn natuurlijk wel acteurs die altijd een versie van zichzelf spelen – Pearce noemt Matt Damon, George Clooney en Julia Roberts als eigentijdse voorbeelden hiervan. Hij heeft veel respect voor ze, en met name voor hun zelfverzekerdheid, maar zou dat zelf niet kunnen.
Leberg vraagt Pearce of het werk in kleinere producties, buiten Hollywood, meer bevredigend is. Pearce bevestigt dat, hoewel hij zijn rol als bad guy in Marvel-film Iron Man 3 (2013) wel “erg smakelijk” vond. “Maar ik wil daar geen carrière van maken. Ik ben sowieso geïnteresseerd in allerlei soorten mensen. Daarom lijkt het me ook erg saai om in een televisieserie te spelen. Ik ben meer een sprinter, ergens induiken en afmaken.”
Leberg constateert dat Pearce altijd genereus is voor de acteurs met wie hij een scène deelt. Hij toont twee voorbeelden. In een fragment uit L.A. Confidential (1997) is te zien hoe Pearce telkens fysiek en qua spraakcadans ruimte laat voor tegenspeler Kevin Spacey. In een scène uit The King’s Speech (2010) sparren Pearce en Colin Firth venijnig en goed getimed met elkaar. Pearce vindt het vanzelfsprekend zijn co-sterren die ademruimte te gunnen: “Dat is het werk, elke acteur heeft zuurstof nodig. Je moet je bewust zijn van je omgeving.”
En hoe zit het met research? Leberg haalt de Australische historische western The Proposition (2005) aan, waarin Pearce een personage speelt dat “culturele bagage met zich meedraagt”. Ligt daar een hoop leeswerk aan ten grondslag? “Een goed script vereist niet per se huiswerk. Soms doe je dat alsnog, omdat je geïnteresseerd bent in het achterliggende verhaal. Sommige regisseurs laten zich ook omschrijven als wandelende encyclopedieën. Ik reageer daarentegen meer op de emotionaliteit in een script om mijn rol te vinden, een meer instinctieve respons. Maar voor The Proposition liep regisseur John Hillcoat wel rond met een koffer vol historisch materiaal.”
Voor aspirant-acteurs heeft Pearce ook een tip: “Kalmeer. Spaar je energie. Doe zo min mogelijk. Ik garandeer: dat levert de meest interessante scène op.” Pearce leerde het zelf van filmmaker Curtis Hanson op de set van L.A. Confidential, waarin Pearce zijn speelfilmdebuut maakte: kleine gestes kunnen in film – in tegenstelling tot in het theater – een grote impact kunnen hebben voor de camera. Larger than life acteren sorteert vaak het omgekeerde effect.
Na deze reis door het oeuvre van Pearce is er tijd voor vragen uit de zaal. Iemand vraagt zich af of Pearce – die een T-shirt draagt met de opdruk ‘Free Palestine’ – niet vreest dat zijn acteercarrière dankzij zijn uitlatingen over de oorlog in Gaza in het gedrang komt. Pearce: “Dit is het minste dat we kunnen doen, ons erover uitspreken. En misschien is er nu wel een lijst waar mijn naam ook op staat, maar lijsten circuleren sowieso wel, zeker in Hollywood. En daar zijn trouwens veel mensen het met mij eens. Maar als je me niet meer in films ziet…”
Even later vertelt Pearce dat hij over tien dagen begint aan de nieuwe film van Ridley Scott, het post-apocalyptische The Dog Stars. Uit het publiek krijgt hij de vraag welke acteurs zijn grote voorbeelden zijn. De Australiër noemt onder meer Daniel Day-Lewis, Phillip Seymour Hoffman en Al Pacino. In de opmaat naar een nieuw filmproject kijkt hij ook vaak naar filmklassiekers, die hem “helpen”. “Dan zet ik Dog Day Afternoon [1975] van Sidney Lumet aan, en denk ik: mijn hemel, wat was John Cazales goed. Dat inspireert mij.”
Tegen het einde van de bijeenkomst deelt Pearce nog een aantal levenslessen. Doe na een aantal zwaarmoedige films – de acteur maakte er vier in 2007 – eens een luchtige komedie met Adam Sandler (Bedtime Stories, 2008). Een regisseur die met vijf acteurs werkt, moet zich realiseren dat hij vijf verschillende werkwijzen moet hanteren. En: acteer niet ondermaats in een goede film – dan zal iedereen zich jouw abominabele werk herinneren.
Gaandeweg de middag rijst de vraag: wanneer verschijnt de autobiografie? Want Pearce heeft vast nog meer intrigerende anekdotes. Sowieso is het fijn om eens het perspectief van een groot acteur te zien op de filmwereld.