Setbezoek Hoogste tijd

Je zou er bijna koppijn van krijgen

V.l.n.r. Camilla Siegertsz, Frans Weisz en Rijk de Gooyer op de set van Hoogste tijd. Foto: Pief Weyen

Sommigen vinden het boek onverfilmbaar. Anderen verwachten meer van de film dan van het boek. Frans Weisz is druk doende met de opnames van Hoogste tijd, naar de roman van Harry Mulisch. Dit najaar moet hij in première gaan. Een theaterfilm, met Kitty Courbois, Pierre Bokma, Joop Doderer en Willem Nijholt. De hoofdrol is gereserveerd voor de Archie Bunker van de Lage Landen, Rijk de Gooyer. Een kijkje op de set en in de coulissen van een gewaagd Nederlands-Belgisch filmproject.

Vier jaar geleden regisseerde Frans Weisz het toneelstuk Crimes of the Heart. Na afloop van de voorstelling kwam theatermaker Lodewijk de Boer op hem af en zei: “Niet onaardig. Maar maak jij nou maar films, Frans. Dat kun je tenminste.” Weisz’ hart ligt bij het theater. Hij kan niet zonder het theatrale, het grote gebaar, de anekdotiek van de podiumkunst.

Hoogste tijd is het verhaal van een oude, aan lager wal geraakte acteur, Uli Bouwmeester, die tot zijn verrassing op een dag gevraagd wordt een hoofdrol te spelen in een toneelstuk van het Auteurstheater. De rol zal zowel het hoogtepunt als de ondergang van zijn carrière inluien.

“In al mijn films zit theater”, zegt Weisz, “van Rooie Sien en Het gangstermeisje tot Leedvermaak, Bij nader inzien en Op afbetaling. Dat juist ik Hoogste tijd verfilm vloeit voort uit mijn gemankeerde toneelverleden.”

Weisz zat ooit met Kitty Courbois (die nu de zuster speelt van Uli) op de toneelschool in Arnhem maar werd er voortijdig van afgeschopt. Toen is hij maar gaan filmen.

Zilvergrijs toupetje
Vandaag draait de crew een paar scènes met Rijk de Gooyer in de piepkleine Teerketelsteeg in Amsterdam. Op de hoek zit het nog kleinere restaurantje 11 Buongustaio, dat voor de gelegenheid is omgetoverd tot een Egyptische eettent. De Italiaanse eigenaar die zijn zaak ter beschikking heeft gesteld heft zijn handen ten hemel als de tafeltjes en stoeltjes voor de zoveelste maal aan de kant moeten. Het feit dat Weisz meer dan een toeristisch woordje Italiaans spreekt, maakt veel goed. Even later is er zelfs tiramisu voor het bezoek.

Rijk de Gooyer zit achter de grime-tafel. Zijn kaalgeschoren schedel krijgt een zilvergrijs toupetje aangemeten. De wenkbrauwen fier omhoog, de lippen iets naar beneden gekruld en de imposante neus recht vooruit. Omdat Uli in het script loenst, moet De Gooyer een geprepareerde contactlens in. Tijdens dit ritueel klinkt ‘Aber schon war das Leben’ uit zijn mond.

De Gooyer: “Frans, heb ik tekst?”
Weisz: “Nu even niks. Vanavond weer.”
De Gooyer: “O. Nou. ’t Zal me benieuwen.”

Rijk de Gooyer, komend seizoen weer te zien als de grofgebekte, narrige oude man in de televisieserie In voor- en tegenspoed, stond niet te popelen toen Weisz hem vroeg voor de hoofdrol. Hij heeft er een vakantie voor uitgetrokken om erover te piekeren. “Het boek leek me te ingewikkeld. Frans moest me echt overhalen. Een film over een toneelstuk in een toneelstuk over een toneelstuk. Je zou er bijna koppijn van krijgen.”

Droste-effecten
Weisz wist al voordat hij het boek uit had, in 1985, dat hij er een film van wilde maken. Snel schreef hij Mulisch een brief om als eerste de rechten te claimen. Verfilming van ander werk van Mulisch, zoals Twee vrouwen (George Sluizer) en De aanslag (Fons Rademakers), had hij aan zich voorbij laten gaan. “Het idee van een oude acteur in de hoofdrol, daar zag ik meteen iets in.”

Jan Blokker nam de taak op zich om het boek te herschrijven tot een werkbaar scenario. Dat kan geen kleinigheid zijn geweest. Het stuk dat Uli Bouwmeester in het verhaal moet, spelen, Noodweer, gaat over een acteur, Pierre de Vries, die zijn laatste rol speelt (in 1904) in Shakespeare’s The Tempest. Bovendien opent het boek met een gongslag – ten teken dat alles wat volgt ook op te vatten is als toneel. Dat zijn dus vier (of vijf?) Droste-effecten achter elkaar.

Mulisch gaat in Hoogste tijd tot het uiterste wat verwijzingen, dubbelzinnigheden en woordspelingen betreft. Zowat alle erin voorkoinende namen, getallen en plaatsen hebben hun betekenis, her en der duiken citaten op (in het Engels, Duits, Russisch) en tenslotte laat Mulisch aan het eind van elk hoofdstuk nog het een en ander op elkaar rijmen. De lezer gaat het bij al dit literair bochtenwerk al gauw duizelen. Toch is de roman commercieel gezien succesvol geweest – enkele vernietigende kritieken deden daar niets aan af.

In de film is de handeling hier en daar aangepast om te voorkomen dat de kijker het spoor bijster raakt. Weisz: “We hebben de slotscène, waarin De storm wordt opgevoerd, helemaal naar het begin gehaald. Eerst krijg je een langzaam shot langs de gevel van de Stadsschouwburg van begin deze eeuw. Achter de ramen zie je de acteurs zich opmaken voor het stuk. Hoofdrolspeler Pierre de Vries, in de film Joop Doderer, doet pogingen zijn tegenspeler en geliefde Ariel te wurgen. Daarna weet de toeschouwer hoe hij de puzzelstukjes in elkaar moet passen.” Weisz zet zijn bril af en wrijft in de ogen. “Als het goed is.”

Ranzigheid
Rond middernacht staat de filmploeg te blauwbekken op het Thorbecke-plein. In het script stond motregen, maar dit is een plensbui. Weisz blijft er rustig onder. “Dat is filmen in Nederland. Maar ik maak mijn regen liever zelf.”

Vakkundig wordt er een tentje boven de camera gespannen. Cameraman Robbie Müller trekt een plastic zak over zijn apparatuur. De aanwezige figuranten kennen hun pasjes, De Gooyer speelt alsof er niets aan de hand is. In zijn kloffie van bruine ribbroek, beige jas, leren koffertje bungelend aan de hand, stiefelt hij het plein over. Drie louche figuren passeren. “Zo opa, ook op stap? Lukt dat nog wel van je AOW?” De Gooyer, buiten beeld: “Nog net.” Een onverwacht actuele grap. De mannen hebben ‘opa’ nodig voor hun balletje-balletje-spel. Het is Uli’s entree in de Amsterdamse onderwereld.

Met de typering van de ranzigheid die de penose omgeeft, heeft een taalacrobaat als Mulisch in het boek weinig moeite. Kerels met een getatoeëerde arm als “een invasie van gedrochten uit een andere wereld”. Over de zuster/hoer Ariane die hem uit de onderwereld redt: “ze was een jaar of dertig en te zwaar opgemaakt, de pancake brak onder haar ogen”.

Te oordelen naar de sterke casting zullen deze passages hun uitwerking in de film niet missen. De Gooyer lijkt geknipt om de oude Uli Bouwmeester te spelen. Er zijn wel wat overeenkomsten tussen de twee. De Gooyer: “Dat weet ik nog niet zo. Hij is tien jaar ouder, 78 dus. ’t Is een intrieste man. Een tweederangs artiest eigenlijk, uit de operette, terwijl ik uit de amusementshoek kom. Maar zijn zwarte humor mag ik wel. En nog iets: we spelen allebei voor de eerste keer Shakespeare.”

Weisz hecht aan Mulisch’ opvatting van theater, zoals verwoord in het boek. Daarin zegt de ‘regisseur’ dat een acteur nooit in de huid van een personage kruipt. “Dat is een oud misverstand. Het personage moet in zijn huid kruipen. Tenslotte is het de acteur die bestaat en niet het personage.”

Homo-gedoe
Mulisch zou Mulisch niet zijn als Hoogste tijd geen verwijzing bevatte naar de oorlog. Bouwmeester was fout in de oorlog. Hij trad op voor Duitse soldaten, Tijdens de bombardementen in Berlijn beleefde hij zelfs nog een homo-erotisch avontuur met een Duitser. Dat heeft hem zijn hele leven dwarsgezeten. In Noodweer moet hij weer een halve homo spelen. “Ik word langzamerhand niet goed van dat homo-gedoe”. Zulk geklaag klinkt overtuigend uit de mond van Rijk de Gooyer.

Van de hedendaagse Nederlandse film heeft de Gooyer trouwens desgevraagd geen hoge pet op. “Ik weet er niet veel van hoor, want ik ga nooit naar de bioscoop. Ik heb Filmnet, ik loop een jaartje achter. Maar wat de Nederlandse film nodig heeft zijn goede scenarioschrijvers. Regisseurs zijn gedwongen om een bestaande roman te nemen. Dat is toch merkwaardig?”

De laatste draaidagen zijn gepland in de studio, waar art director Ben van Os een ingenieus decor heeft neergezet. Zo ingenieus, dat Weisz, die de zaak komt inspecteren voor de opnames, nog wel met een paar vragen zit. Voor Van Os, die voorheen met Jan Roelfs schitterende tableaus maakte voor Peter Greenaway en Alejandro Agresti, is Hoogste tijd ook geen peuleschil. Hij moet een vormgeving zoeken waarin drie verhaallagen passen. Allemaal levensecht, want Weisz houdt niet van technisch gegoochel met de camera of in de montage-kamer: “De acteurs doen in mijn films de montage.”

Met de kwaliteit van hun spel zit het wel goed in Hoogste tijd. Je mag hopen dat Mijnheer de Auteur H.K.V. Mulisch geen bezwaar heeft tegen de toevoeging van Géza, het zoontje van Weisz. Pappa heeft hem een zinnetje tekst gegund. Een mooi gezicht: Géza, die de ruim een halve eeuw oudere Rijk de Gooyer tegenspel biedt. Een speelsere link met het thema van de film is amper te bedenken.