Boeken: Frans Weisz – Dagboek van een filmmaker
Aartstwijfelaar en overlevingskunstenaar
Bravo voor Frans Weisz, die het goed vond dat filmjournalist Harry Hosman zijn dagboeken, waarin hij de perikelen en emoties bij het maken van zijn films van zich af schreef, ongekuist publiceerde. Er doemt een beeld uit op van een faalangstige, neurotische filmmaker tegen de achtergrond van ruim vijftig jaar Nederlandse filmgeschiedenis.
Filmroem in Nederland: “Hebt u de eerste Flodder gemaakt?”, vraagt een stewardess aan Frans Weisz als hij in 1997 van Amsterdam naar Rome vliegt voor de opnamen van de Couperus-verfilming Een vrouw van het Noorden. Wat hij haar antwoordt, noteert Weisz niet in zijn dagboek, maar de 59-jarige heeft op dat moment al een zeldzaam omvangrijk oeuvre op zijn naam staan met onder andere de publiekshits De inbreker (1972) en Rooie Sien (1975), de arthouse-successen Charlotte (1980), Havinck (1987) en Leedvermaak (1989) en de tv-series Bij nader inzien (1991) en Op afbetaling (1992). Het blijkt geen garantie om herkend te worden.
Dat zal Weisz trouwens worst zijn, want zijn passie is films maken. ‘Een dag niet gewerkt is een dag niet geleefd’, is zijn motto, schrijft hij in 2019 in een brief aan producent Gijs van de Westelaken. Daarin beantwoordt hij Van de Westelakens voorstel om de roman Siegfried, Harry Mulisch’ poging om Hitler te doorgronden, te verfilmen. Weisz wil het doen (‘Ik had nooit kunnen bedenken, dat ik nog eens meer dan gewone interesse in het fenomeen Hitler zou kunnen krijgen’), maar het zal er niet meer van komen, omdat enige tijd later alzheimer bij Weisz aanklopt.
De dagboeken (en brieven) van Weisz beslaan de periode vanaf 1958, als hij de eerste student is op de net opgerichte Filmacademie, tot aan 2019, als hij plannen maakt voor Siegfried. Deze film zou de cirkel rond maken, omdat Weisz, noteert hij in zijn dagboek, ‘zonder het bestaan van Hitler er zelf ook nooit geweest zou zijn’.
De Duitse acteur Géza Weisz, die de vader van Frans zou worden, was in 1933 van Berlijn naar Amsterdam gevlucht. Hij ontmoette er de Nederlandse Selma Drielsma, de twee trouwden en uit het huwelijk werd in 1938 Frans geboren. De oorlog brak uit en op vierjarige leeftijd werd Frans naar een onderduikfamilie in Limburg gebracht. Zijn ondergedoken ouders werden na verraad opgepakt en naar Auschwitz gedeporteerd. Zijn moeder overleefde de hel, zijn vader niet.
Weisz’ leven is getekend door de oorlog, al zag hij dat in zijn jonge jaren niet in. Hij wilde acteur worden, werd in 1957 aangenomen op de toneelschool in Arnhem, maar er een jaar later weer vanaf gestuurd wegens gebrek aan talent. Via de Filmacademie hoopte hij met een U-bocht alsnog acteur te worden. De rest is geschiedenis.
Na twee jaar Filmacademie wordt Weisz aangenomen op de beroemde Romeinse filmschool Centro Sperimentale di Cinematografia. Hij studeert er succesvol af en imponeert in 1964, terug in Nederland, met de korte film Een zondag op het eiland van de Grande Jatte. Filmrecensent Jan Blokker roept Grande Jatte uit tot ‘de belangrijkste film ooit in dit land gemaakt’. Door alle lof voelt Weisz zich ‘totaal verwend en zelfverzekerd’, maar dat gevoel duurt niet lang en zal nooit meer terugkeren.
Weisz is in zijn hele verdere filmloopbaan een neurotische aartstwijfelaar, die filmmaken meestal als een kwelling ervaart. Niet alleen twijfelt hij aan zichzelf (‘Ik begrijp niet, dat ik in zo’n korte tijd de totale depressie in ben gezeild’, noteert hij tijdens het maken van Een vrouw van het Noorden), maar ook aan crewleden en acteurs. Gijs Scholten van Aschat (in Op afbetaling) en Johanna ter Steege (in Een vrouw van het Noorden), om maar twee acteurs te noemen, zullen waarschijnlijk met weinig plezier terugkijken op hun werk met Weisz. ‘Gijs moet per shot, per seconde gestuurd worden’ en Ter Steege ‘is humorloos, heeft divaneiging en doet voortdurend verongelijkt’, schrijft Weisz in zijn dagboek. Geregeld barsten acteurs op de set in huilbuien uit en dreigt Weisz het bijltje erbij neer te gooien. Waarna na een tijdje en een paar knuffels weer verder kan worden gegaan.
Ook zijn er altijd perikelen met scenaristen, fondsen en producenten. Weisz beschuldigt producent Matthijs van Heijningen bij de productie van zijn laatste speelfilm, de Remco Campert-verfilming Het leven is vurrukkulluk (2018), van ‘een gruwelijke, gierige, ordinaire en schofterige houding’. Natuurlijk: het zijn ontboezemingen in het heetst van de strijd, maar ze tonen Weisz als een hyperemotionele filmmaker.
Maar de dagboeken laten ook een man zien met een ijzeren overlevings- en geldingsdrang in de filmwereld. Een man die als Joodse overlevende door altijd te werken het gruwelverleden op afstand hield. Die er wel films over kon maken, met als belangrijkste Charlotte, de speelfilm over Charlotte Salomon, maar die als oorlogscadeau een altijd door onrust, onzekerheid en twijfel beheerst leven kreeg. Frans Weisz – Dagboek van een filmmaker doet verlangen naar een biografie.
Frans Weisz – Dagboek van een filmmaker Harry Hosman | 2023, Uitgeverij Pluijm | 592 pagina’s | €45,00