Larraín en Pinochet

Nooit klaar met de dictatuur

El conde

De geest van Augusto Pinochet waart al sinds het begin door het oeuvre van de Chileense filmmaker Pablo Larraín. Een oeuvre dat laat zien hoe een dictatuur de werkelijkheid herschrijft en hoe fictie dat kan openbreken.

In El conde voert Pablo Larraín de Chileense oud-dictator Augusto Pinochet op als vampier. Een mythisch wezen. Het is niet de eerste keer dat Pinochet zijn opwachting maakt in het oeuvre van Larraín. Hij had al eens een cameo in Neruda (2016). En zijn schaduw, de schaduw die hij in El conde letterlijk werpt over Chili, hing boven de drie films die Larraín maakte over de periode van de dictatuur. Films rond hoofdpersonen die zich in het grotere verhaal van de geschiedenis voegen als matroesjka’s of dat verhaal juist openbreken. Die hun eigen verhaal schrijven of marionetten zijn in andermans mythe.

Waar het grote verhaal van de geschiedenis meestal pas in de achteruitkijkspiegel opdoemt, daar wordt het in een dictatuur actief geschreven. Uit de rookgordijnen van de militaire staatsgreep van 11 september 1973 werd een alternatieve werkelijkheid opgetrokken. Verhaallijnen werden binnenstebuiten gekeerd en personages van plaats verwisseld als in een surrealistisch toneelstuk. Van de protagonist in zijn socialistische revolutie werd Salvador Allende de antagonist van een land dat door zijn toedoen afstevende op een burgeroorlog. En Pinochet de verlosser die Chili redde van de rand van de afgrond.

Tony Manero (2008) en Post mortem (2010) spelen zich af in de marges van die herschikkende realiteit. Daar waar de leemtes vallen tussen de alternatieve werkelijkheid die het regime propageert en de realiteit die daarachter aan het zicht wordt onttrokken.

In de schaduwen die de dictatuur werpt kan de obsessieve Saturday Night Fever-fan uit Tony Manero ongestraft zijn meest gruwelijke zelf zijn. De hoofdpersonages in deze twee films hebben iets hols. Het zijn lacunes, geschreven door de omstandigheden, gevormd door de machten die hier drukken en daar ruimte laten. “Randgevolgen van het regime”, zoals Larraín ze typeerde in een interview met Time.

Post Mortem

In Post mortem fantaseert Larraín in de vorm van Mario Cornejo een leven achter een van de ondertekenaars van het autopsierapport van Salvador Allende. Niet een van de lijkschouwers die daadwerkelijk in het lichaam snijden, maar de man die de notities maakt. Daarmee gaat de film als vanzelf ook over het proces van geschiedschrijving. Wat er wordt opgeschreven en wat niet, welke formuleringen daarvoor gekozen worden. En over de onbeduidende individuen die helpen dat officiële narratief te valideren, en andersom zichzelf definiëren door zich aan dat narratief te committeren.

Fragmentatie
In zijn trilogie The Memory Box of Pinochet’s Chile beschrijft de Amerikaanse auteur Steve Stern dat we als mens de behoefte hebben onze persoonlijke ervaringen te spiegelen aan een grotere, collectieve ervaring. Maar in een dictatuur als die van Pinochet is er slechts plaats voor één verhaal en de enige veilige brug voor zo’n ‘bekrachtigend echo-effect’ tussen persoonlijke en collectieve ervaring, schrijft Stern, is dan ook ‘de brug naar het officiële geheugen, gepropageerd door het regime. Voor potentiële dissidenten impliceert de angstcultuur fragmentatie.’

No

Aan het begin van No (2012), over de volksraadpleging die Pinochet in 1988 onder internationale druk uitschreef en waarin men voor of tegen verlenging van zijn ambtstermijn kon stemmen, versnijdt Larraín scènes zo dat gedurende dialogen tussen leden van de nee-campagne de locatie steeds verspringt. In combinatie met de fluistertoon is het een verbeelding van hoe stiekem de oppositie te werk moest gaan, maar het toont ook die fragmentatie waarover Stern schrijft, de manier waarop het narratief van de oppositie op dat moment versplinterd is.

Naarmate de nee-campagne (die elke dag vijftien minuten zendtijd op de door de staat gecontroleerde televisie krijgt) vlucht neemt, verdwijnt die fragmentarische structuur. Spil daarvan is reclameman René Saavedra, die zijn kompanen ervan overtuigt dat de nee-campagne niet moet proberen de realiteit te tonen, maar zijn eigen verhaal moet schrijven. Een verhaal waarin de tegenstanders van Pinochet zich kunnen verenigen. Gebruikmakend van de scheurtjes die zijn ontstaan in het tot dan toe zo consistente narratief van de dictatuur, breekt de nee-campagne die open.

No volgt in grote lijnen de mal van een klassiek heldenverhaal. Daarmee echoot de film de neiging om de geschiedenis een spanningsboog te geven, de feiten achteraf zo te organiseren dat er een onvermijdelijk verhaal ontstaat, terwijl de werkelijkheid een stuk grilliger verliep. De hele film is gedraaid op het in de jaren tachtig populaire videoformaat U-Matic, waardoor Larraín de televisiebeelden van destijds naadloos in zijn film kan integreren. Toch verhoogt dat niet zozeer het realisme – daarvoor vestigt de beeldkwaliteit te veel aandacht op zichzelf. Het maakt van de film vooral een tijdcapsule. En het is precies die neiging de geschiedenis te compartimenteren waarvoor de film waarschuwt.

Neruda

Niemandsland
In Neruda en El conde trekt Larraín de dictatuur van Pinochet juist uit dat historische isolement, in twee films die zich niet tijdens de dictatuur afspelen en die zich nadrukkelijk op het terrein van de mythe begeven.

Neruda speelt zich af in de jaren veertig, tijdens het regime van Gabriel González Videla. Maar er zijn een aantal bruggen te slaan naar de dictatuur van Pinochet. Allereerst Pablo Neruda zelf, de dichter die Allende steunde en hoogstwaarschijnlijk een zetje de dood in kreeg van de junta. Een andere link is Pisagua, waarover Neruda een beroemd gedicht schreef. Dit niemandsland in het noorden van Chili, ingeklemd tussen zee en woestijn, fungeerde gedurende de twintigste eeuw meermaals als detentiekamp. Niemand minder dan Pinochet leidde het kamp in de periode van González en in die hoedanigheid duikt hij enkele seconden op in Neruda.

Tijdens zijn eigen regime gebruikte Pinochet Pisagua als een van zijn verdwijnpunten. Zeker in de eerste vier jaar waren verdwijningen een van de voornaamste onderdrukkingswapens van het regime, door Stern omschreven als ‘het wegtoveren van levende personen naar een surrealistische wereld van isolatie en marteling die de realiteit van hun wereld vernietigde’. “Ik heb [hem] als dood opgegeven en heb hem weer tot leven gewekt en heb hem opnieuw als dood opgegeven en weer tot leven gewekt”, beschrijft een moeder aan Stern de Schrödingers-kat-achtige ervaring toen haar zoon verdween.

In Neruda keert Larraín dat gegeven binnenstebuiten. De film verhaalt over het arrestatiebevel dat het regime van González in 1948 tegen de dichter uitvaardigde. In werkelijkheid dook Neruda onder, maar in deze gefictionaliseerde versie maakt hij van zijn vlucht voor de autoriteiten een door hemzelf gestuurde mythe. Het verhaal wordt in een voice-over verteld door de man die op Neruda jaagt. Maar in de geest van het werk van de Italiaanse toneelschrijver Luigi Pirandello stelt de film steeds nadrukkelijker de vraag: is deze Óscar Peluchonneau een politieman op zoek naar een voortvluchtige, of een personage op zoek naar een auteur?

Neruda lokt deze tamelijk karakterloze politieagent (het is niet moeilijk in hem een verbeelding van de banaliteit van het kwaad te zien) steeds verder een niemandsland in. Isoleert hem, zet zijn realiteit op losse schroeven en doet hem uiteindelijk twijfelen aan zijn bestaan. “Ben ik fictie?”, vraagt hij Neruda. Nog meer dan de directe Pinochet-films van Larraín toont Neruda de surrealistische schaduwwereld die ontstaat in een dictatuur die zich losscheurt van de realiteit en alles wat buiten het officiële verhaal valt doet dolen in een gefragmenteerd spiegelpaleis. En hoe juist dan de enige ontsnapping schuilt in fictie.

Verantwoording
Fictie, of misschien beter gezegd mythe, is waar de controle over het narratief kan worden teruggegrepen. Waar de geschiedenis kan worden opengebroken en de rekening met het verleden kan worden opgemaakt als de realiteit daar geen mogelijkheid voor biedt.

Dat is wat Larraín doet in El conde, waarin hij Pinochet terugroept uit de dood om hem ter verantwoording te roepen voor zijn bewind en erfenis zoals dat bij leven nooit gebeurde. De alternatieve werkelijkheid die Pinochet schiep is nooit helemaal doorgeprikt en Pinochet stierf in 2006 als rijk en vrij man. ‘Er was geen echte afrekening,’ zoals The Guardian schreef in een stuk over El conde, ‘geen houten staak door het hart.’

Door van Pinochet een vampier te maken die al eeuwen leeft in verschillende gedaantes, weekt Larraín hem van zijn eigen tijd los en onderstreept hij dat het verleden zich niet zomaar laat begraven. El conde is vooral ook een film over de continuïteit van het kwaad, waarvan de wortels ver het verleden in reiken en de tentakels de toekomst in. De film vlecht de dictatuur van Pinochet in een groter verhaal, zoals alleen een mythe dat kan. Een verhaal dat voert langs guillotines, kapitalisme, Margaret Thatcher en de Katholieke Kerk. Een verhaal over de extase van macht en de overdraagbaarheid van bloeddorst.

“Ik ben klaar met de dictatuur”, verklaarde Larraín in een interview met Filmkrant na het maken van No. Maar ruim tien jaar na die film geeft hij alsnog de hoofdrol aan de man die tot dan toe als een schaduw door zijn oeuvre had rondgewaard. Trekt hem als een boeman onder het bed vandaan en maakt van hem een bespottelijke oude man, die rondschuifelt achter een rollator en mokt over gebrek aan erkenning.

Maar een punt zetten achter het verhaal van Pinochet doet Larraín nadrukkelijk niet. De non die zijn duivels komt uitdrijven verliest haar hoofd en aan het einde van de film heeft hij zijn levenslust hervonden. De wereld mag dan klaar zijn met Pinochet, waarschuwt El conde, Pinochet is nog niet klaar met de wereld.


Tony Manero en Post mortem zijn verkrijgbaar op dvd | No is te zien op CineTree en Pathé Thuis en verkrijgbaar op dvd en blu-ray | Neruda is te zien op Mubi en verkrijgbaar op dvd | El conde is te zien op Netflix