Johan van der Keuken gerehabiliteerd
Zin in het leven
Films maken zoals Johan van der Keuken dat deed is in Nederland onmogelijk geworden. Hoog tijd voor een herwaardering van "de koning van de Nederlandse documentaire" en "een tovenaar met beeld en geluid" die in eigen land altijd worstelde met erkenning.
In januari 2000, een jaar voor de dood van Johan van der Keuken (1938-2001), waren documentairemakers Peter en Petra Lataster-Czich (Geluk is als glas, Niet zonder jou) in Rotterdam bij de première van Van der Keukens laatste film, De grote vakantie. Petra Lataster-Czisch: "Hij filmde daarin de rivier van het leven, letterlijk. Dat begint op een hete zomerdag, alle shots scherp. De dag gaat voorbij, de beelden worden onscherper, gaan van intense kleuren over in zwart-wit – een herinnering. Origineel buitengeluid vloeit over in muziek, een haperend geluid. Wie ooit aan het bed van een stervende heeft gezeten, weet hoe diens ademhaling kan stokken. De rivier kleurt zwart, uitermate mooi en poëtisch. Van der Keuken verzoent zich met zijn eigen sterfelijkheid en troost tegelijk zijn publiek. Nadien was de zaal heel lang stil. Ik huilde. Want hoewel de film heel optimistisch is, zag hij er zelf heel slecht uit. Iedereen wist: we hebben hem niet lang meer. Hij was een tovenaar met beeld en geluid, had een ongelooflijke verbeeldingskracht."
Documentairemaakster Aliona van der Horst (Voices of Bam, Boris Ryzhy, Waterkinderen) herinnert zich de eerste keer dat ze een Van der Keuken zag: "Bewogen koper (1993), in Rialto. Ik was net aan mijn studie Russisch begonnen. Een hoop blaaskoper in een hakkerige montage, een kakofonie. Ik was op zoek naar harmonie en ik kreeg chaos. Ik snapte er niks van, maar vond ’t wel heel fascinerend."
Boudewijn Koole (Kauwboy) had lang geleden een vergelijkbare bevrijdende ervaring bij het zien van Vakantie van een filmmaker (1974). "Dat was bijna een privé-film, zoals hij vrouw en kinderen filmt in een vakantiehuisje in Frankrijk. Daar spreekt vreugde uit. Hij vond een raam – een kader binnen een kader – pant naar links en pats!, maakt opeens een schnitt. Ik dacht: ‘Huh?!’ Ik had geleerd dat als je pant, je ruimte moet laten. Maar ik dacht ook: ‘Wat lekker!’ En ik begon helemaal opnieuw na te denken over kadrering en montage. Hij noemde dat snijden in ruimte en tijd."
"Hij was de laatste denker van de Nederlandse filmwereld", zegt filmmaker Ramón Gieling (Johan Cruijff – En un momento dado, Tramontana, Over Canto), die twee filmportretten maakte van Van der Keuken die binnenkort ook in EYE te zien zijn: de korte film Miniature (1988) en het langere Leven met je ogen (1997), waarin hij de totstandkoming volgde van Van der Keukens To Sang Fotostudio (1997).
Gieling: "Grenzen bestaan niet bij Van der Keuken. Hij was fotograaf, essayist, schreef boeken over wat kijken is. Niet alleen het centrum van het beeld vond hij interessant, maar ook de randen van het kader, of juist wat daarbuiten gebeurt. Daar konden we vaak lang over praten. We misten dat soort gesprekken in de Nederlandse filmcultuur. Dat er nagedacht werd; want dan doe je al snel moeilijk. Juist nu er door technische vernieuwing meer filmmakers bijkomen, groeit het belang van een visionair filmbeleid. Zoals Ajax in handen van voetballers is, zou het Filmfonds in handen van filmmakers moeten komen."
Documentairemaker Walter Stokman (ASH Worldwide Suicide, Dirty Window): "Als Frans Bauer mij vandaag opbelt, kan ik morgen een teledoc maken, puur uit kijkcijferopportunisme. Dat tv-fabriek Hilversum zo redeneert is één ding, maar dat het Filmfonds daarin meegaat, is onbestaanbaar. Ik denk dat Van der Keuken alleen al bij het idee van de teledoc zou steigeren. Op zich is dat een fijne snelle manier van financiering, maar de kwaliteit ervan is over het algemeen rampzalig. Hij was de koning van de Nederlandse documentaire, een van de laatste auteursfilmers die nog niet onder het juk zat van de tv, waarin alles tegenwoordig eenduidig moet zijn. Hij creëerde zijn eigen handschrift, terwijl tegenwoordig het onderwerp bijna belangrijker is dan de makers."
Van der Horst: "De manier waarop Van der Keuken een vraagstelling opwierp en ruimte gaf aan antwoorden die veelzijdig of zelfs tegenstrijdig, irrationeel zijn, staat in een Europees/Franse traditie van essayfilms die uitgaan van de complexiteit van de werkelijkheid. De Angelsaksische traditie, die veel meer story-driven is en gericht op het verklaren van de wereld, bepaalt nu de heersende trend."
Peter Lataster: "Films zijn doelgerichter geworden, moeten een bepaalde misstand aan de kaak stellen. In de tijd van Van der Keuken was de documentaire in opkomst, was je als maker tamelijk vrij. Nu is het zo geïnstitutionaliseerd geraakt dat als je de wereld wilt ontdekken, je die vrijheid moet bevechten."
"Juist nu iedereen met een Canon 5D-camera de straat op kan, blijkt de absolute schoonheid van Van der Keukens werk", zegt film- en installatiemaker Menno Otten (In een vergeten moment, City Faces). "Dat kan niet elke gek zomaar evenaren. Elke filmmaker en cameraman die ik ken is wel op een of andere manier door Van der Keuken beïnvloed, heeft die dvd-boxen met zijn oeuvre in huis. Zijn werk heeft iets stoers en rauws dat juist jonge makers aanspreekt. Big Ben/Ben Webster in Europe (1967) is zo’n coole jazzfilm! Klassiek grafisch gefilmd, maar met ballen gemonteerd. De brutaalheid in hoe hij zo’n Jordanees straatschoffie filmt in Beppie (1965). Hij koos niet de meest voor de hand liggende mensen, zat tussen het gewone volk, omdat hij altijd maar de straat op ging."
Stokman: "De mythe rond Johan was dat hij alleen maar heel spontaan werk maakte, maar Amsterdam, Global Village (1996) bijvoorbeeld, is een compleet geënsceneerde film. Ik zat er nog bijna in, via zijn stiefzoon Stijn van Santen, waarmee ik bevriend was. Ik moest in een Amerikaanse wagen met veel misbaar over de gracht scheuren, met Johan en Nosh van der Lely [zijn (geluids)vrouw, KW] achterin. Maar ik ben in de montage gesneuveld. Hij zocht in die film heel rigide een bepaalde sfeer op. Maar het mooie aan Johan is dat het nooit een trucje werd."
Documentairefilmer Leonard Retel Helmrich (Stand van de zon/maan/sterren): "Het kan nog steeds, net als Van der Keuken de straat op en filmen, maar ik heb er moeite mee dat mensen zo camerabewust zijn geworden. Zelfs met een mobiele telefoon beginnen ze al te acteren of in de camera te kijken. Een ander ding is dat quit claims standaard zijn geworden: dat je rechten moet regelen om mensen te mogen filmen. Omroepen en distributeurs vragen daarom, helemaal als je film naar het buitenland gaat. Bij Stand van de zon/maan/sterren ben ik achteraf een maand bezig geweest om dat allemaal nog eens te regelen."
Stokman: "Terwijl door technische ontwikkelingen de vrijheid voor makers is toegenomen, blijven de filmfinanciers heel conservatief. Je wordt bijna verplicht om met een cameraman te werken, je moet een editor aanstellen en ze willen de film ook meteen inplannen, wat de tijd om eraan te werken beperkt. Die tendens kan alleen worden doorbroken door heel goed eigenzinnig werk dat laat zien wat er mogelijk is, zoals bijvoorbeeld De engel van Doel of De regels van Matthijs."
Koole: "Buiten de technische aspecten die de filmmaker in mij aanspreken, wekken de films van Van der Keuken iets op wat ik mooi vind aan het leven. Als ik de zaal verlaat, krijg ik zin in het leven, voel ik liefde voor de dingen en mensen om me heen. Als ik naar buiten kijk, en de vogels bij mij boven de gracht zie, heb ik het gevoel dat het mijn meeuwen zijn die hij heeft gefilmd in Amsterdam, Global Village. Die beelden zijn iconisch. Net als de schepen op de rivier, met die tenorsax eronder en die lange lens, of die rammelende kopjes in De grote vakantie. Zijn manier van filmen heeft mijn manier van kijken naar de werkelijkheid veranderd."
Tentoonstelling en retrospectief Johan van der Keuken | 30 maart t/m 9 juni 2013 | EYE, Amsterdam