Filmfonds
Beleid of bureaucratie?

DE KEUKEN VAN KOK
Tot grote vreugde van alle betrokkenen zijn de reglementen voor het indienen van subsidieaanvragen bij het Filmfonds de laatste jaren verfijnd en inzichtelijker geworden. Maar wanneer breekt het kritische moment aan dat de bureaucratie die dat met zich meebrengt dreigt door te slaan?
Afgelopen oktober stond er opeens een advertentie in de Filmkrant: ‘COBOS FILMS niet capabel speelfilms te produceren’. Er had natuurlijk nog een vraagteken achter moeten staan, want de plaatser van de advertentie, productiemaatschappij Cobos Films, verantwoordelijk voor diverse succesvolle documentaires van onder andere Niek Koppen (the hunt, de keuken van kok) en Heddy Honigmann (forever, el olvido) verwees naar een reactie van het Filmfonds op hun aanvraag voor een speelfilmproject. Zelf hadden ze die aanvraag natuurlijk niet eens ingediend als ze er niet van overtuigd waren dat ze een speelfilm konden maken. De reden dat ze tot deze ongewone stap besloten was echter om de algemene regelgeving van het Fonds aan de kaak te stellen. Die is niet alleen in hun, maar in veler ogen dreigt door te slaan.
Het is niet de eerste keer dat een bewezen producent door het Filmfonds buiten de deur wordt gehouden. Ilse Hughan van Fortuna Films vertelde al in 2007 aan Skrien dat zij niet in aanmerking kwam voor een coproductiebijdrage voor de nieuwe film van Fransman Philippe Grandrieux (sombre, la vie nouvelle), omdat zij nog nooit eerder een film in Nederland had geproduceerd. Inderdaad: Hughan woont de helft van de tijd in Argentinië waar zij de afgelopen jaren films coproduceerde van talenten als Lisandro Alonso (los muertos, liverpool) en Paz Encina (hamaca paraguaya) die na hun premières in Cannes op alle belangrijke filmfestivals ter wereld werden vertoond. Maar schijnbaar is voor het Filmfonds de woonplaats van een producent belangrijker dan het track record dat zo iemand heeft opgebouwd.
Schoenmaker hou je bij je leest. Werk je voornamelijk in het buitenland dan raak je schijnbaar je Nederlandse rechten kwijt. Maak je documentaires, waag je dan niet aan een speelfilm (terwijl wereldwijd de grenzen tussen beide genres steeds verder vervagen). En wil je producent worden, ga dan eerst maar eens een tijdje bij ‘bewezen’ bedrijven in de leer, want nieuwe producenten komen er door gebrek aan ervaring sowieso niet meer tussen. Een patstelling die de Nederlandse film de komende jaren nog wel eens zou kunnen opbreken.
Hoofdberoep?
Iets dergelijks kregen ook Heddy Honigmann en John Appel te horen toen zij een ontwikkelingsaanvraag indienden voor de nieuwe film van Heddy Honigmann, ontsluierd: ‘De commissie wil opmerken dat de eventuele realisering van dit plan door een andere producent dan Appel & Honigmann gedaan zal moeten worden, omdat geen van beiden als hoofdberoep het produceren van films uitoefent.’ Dat beiden als regisseur een hele reeks succesvolle documentaires op hun naam hebben staan, en dat ze met de productie van de twintigdelige tv-documentaireserie liefde gaat door de maag en tv-docu’s zoals ingelijst huwelijk zichzelf wel als producenten hebben bewezen, doet er schijnbaar niet toe.
Dat alles nog los van de vraag of je bewezen filmmakers wel zo op hun plaats mag zetten. John Appel regisseerde met andré hazes: zij gelooft in mij één van de best bekeken documentaires van de afgelopen jaren. En Honigmann reist met haar films de hele wereld rond en wint de ene prijs na de andere. Mag je mensen die zich op zoveel verschillende terreinen van het filmvak onderscheiden, nog wel reduceren tot ‘hoofdberoep producent’? Is filmmaker at large niet een adequatere (en relevantere) omschrijving voor hun hoofdberoep? Waarom moeten zij steeds weer terug naar dat vernederende af? En waar is trouwens de eervolle gedachte gebleven dat schrijvende, regisserende en producerende filmmakers echte auteurs zijn?
Passie en visie
Dat de Filmfonds-commissies door de hele filmwereld op hun vingers worden gekeken, is geen geheim. Ze kunnen het ook nooit goed doen. Reden waarom de afgelopen jaren de aanvraagprocedures steeds verder verfijnd en inzichtelijker gemaakt zijn. Maar je kunt nu eenmaal niet alles in te objectiveren regeltjes vatten. Zeker nu het Filmfonds met hopelijk nieuw elan geleid gaat worden door Doreen Boonekamp, mag er wel weer eens worden opgeroepen tot durf, passie en visie. Anders dreigen de goede bedoelingen van het Filmfonds vermorzeld te worden onder de bureaucratie.
Nog een citaat uit de afwijzingsbrief die Appel & Honigmann kregen voor hun ontwikkelingsaanvraag: ‘Vooralsnog […] is het onzeker of de regisseur zo dichtbij haar personages kan komen als wenselijk of noodzakelijk is.’
Ja, haal je de koekoek. Is het niet het doel van research om daar achter te komen? En mag je van een regisseur als Heddy Honigmann, die geroemd wordt om de manier waarop zij altijd dicht bij haar personages kan komen, niet verwachten dat zij daarin zal slagen? Nog los van het feit dat het een wel heel statische opvatting van het filmproces is dat er altijd een één op één succesgarantie moet bestaan?
Cobos Films en Appel & Honigmann praten de komende weken over deze zaken met het Filmfonds. Maar los van hun individuele verhalen is het te hopen dat het daar aan de Jan Luijkenstraat de komende jaren weer over film mag gaan.
Dana Linssen