Sombre

We moeten alles vrezen

Sombre: geweld zonder psychologische verklaring

Twee recente Franse films, Sombre en Seul contre tous, provoceren door hun totale immoraliteit, door een pessimisme dat geen enkele vorm van verlichting toestaat. Is de mens op drift geraakt?

Een aantal weken geleden stond er in de Volkskrant een artikel dat de moderne mens naar voren schoof als warm, vriendelijk en gevoelig, dat het cliché onderuit wilde halen dat de mens van de jaren negentig kil, hard, egoïstisch en gewelddadig is. Als relativering van het heersende cultuurpessimisme overtuigde het stuk mij wel. De mythe dat de moderne communicatiemiddelen het persoonlijke contact verdringen houdt al langer geen stand meer, de teloorgang van familiebanden wordt ruimschoots gecompenseerd door sociale netwerken op basis van vriendschappen en relaties, en het cliché van de voortschrijdende individualisering wordt gelogenstraft door de opbloei van talloze clubjes, verenigingen en (virtuele) gemeenschappen. Zeker in vergelijking met bijvoorbeeld de jaren vijftig en zestig, die door sociale controle en hiërarchische verhoudingen in vele opzichten killer waren dan onze tijd, staat het er met de moderne mens nog niet zo beroerd voor.

Duistere driften
Niet lang daarna zag ik echter twee recente Franse films, die deze behaaglijke en geruststellende gedachte direct weer de nek omdraaiden. Zowel in Sombre (Philippe Grandrieux, 1998) als in Seul contre tous (Gaspar Noé, 1998) is de mens volkomen op drift geraakt, en niet meer in staat tot het aangaan van normale, menselijke relaties. Nu wordt er in films wel vaker ingespeeld op de vermeende verharding en verkilling van de moderne samenleving, niet zelden als excuus voor het tonen van geweld en seks, even zinloos als vreugdeloos. Het zijn clichés die nog nauwelijks iets bij de kijker losmaken, niet meer althans dan een vage irritatie of verveling.

Sombre en Seul contre tous bewijzen dat er nog filmmakers zijn die er wel in slagen hun minder vrolijke visie op de mens op authentieke wijze weer te geven, waardoor ze emoties bij de toeschouwer afdwingen. Ze doen dat door een directe confrontatie met het publiek aan te gaan, hetzij formeel, hetzij inhoudelijk, en dat op een soms tamelijk agressieve manier. Ze zijn er niet op gericht de toeschouwer te behagen, en de wereld die getoond wordt, is niet plezierig, overzichtelijk of geruststellend.

In Sombre volgen we Jean, een poppenspeler, die door het zuiden van Frankrijk trekt. Geregeld pikt hij vrouwen op, prostituees of strippers, die hij vervolgens vermoordt. Normaal menselijk contact is hem vreemd: hij praat niet met ze, commandeert ze hoogstens, en wurgt ze. Langs de snelweg ontmoet hij Claire. De aantrekkingskracht tussen hen is instinctief en ondefinieerbaar. Er lijkt een vorm van genegenheid mogelijk, misschien zelfs van liefde, maar Jean blijkt niet in staat zijn duistere driften te beteugelen. Hij doodt haar niet, maar het ervaren van gevoelens voor een ander mens brengt ook geen verlossing.

IJzingwekkende leegte
De kritiek die deze film heeft gekregen richt zich vooral op het feit dat Grandrieux geen enkele moeite doet de daden van zijn personage psychologisch te verantwoorden. Zijn drijfveren blijven de hele film volstrekt duister. De morele verontwaardiging die deze film oproept vind ik opmerkelijk. Alsof het geweld in de film zonder die motivering vrijblijvend wordt. Ook zonder dat je inzicht wordt geboden in de psyche van de moordenaar of in de omstandigheden die zijn geest zo verwrongen hebben, zegt de film natuurlijk wel degelijk iets over deze man en de wereld waarin hij leeft. Dat kan niet anders. Dat Grandrieux zelf elke sociale en psychologische dimensie uit zijn film wil weren, is dan ook eigenlijk een naïef streven.

Wat Sombre juist zo interessant maakt, is dat Grandrieux er desondanks in slaagt gevoelens op te wekken voor deze gemankeerde wezens. Het is geen sympathie of begrip, hij laat iets zien van de ijzingwekkende leegte waarin ze zich bevinden.

De esthetiek van de film draagt daar zeker toe bij, met het koele groen en blauw, de besneeuwde bergtoppen en aardedonkere kleuren. Sombre is bovendien consequent onderbelicht; zelfs in het volle zonlicht is het nog schemerig, wat een onbehaaglijk en vervreemdend effect heeft. Soms zit de camera bovenop de personages, wat hun strijd tastbaar maakt, soms zweeft hij ijl boven het Zuid-Franse landschap, om de onthechting te benadrukken van de wereld waarin ze leven. De hoop op verlossing die soms opflakkert wordt weer even hard de grond in geboord, wat Sombre een inktzwarte, pessimistische film maakt, die de kijker weinig lucht geeft. Hij heeft het effect van een blinde muur die voor je opgetrokken wordt.

Noé gaat in Seul contre tous in feite niet anders te werk: hij timmert zijn film dicht met zwartgalligheid, suggereert één moment dat de liefde van de misantropische paardenslager voor zijn zwakzinnige dochter een beter mens van hem zal maken, en straft die hoop direct weer af. Ze zijn niet te redden, niet te helpen. Dat de liefde voor een medemens verlossing zou kunnen brengen blijkt een illusie.

Morele twijfel
De afgelopen tijd zijn er meer films te zien geweest die weliswaar op een elk eigen, maar even confronterende manier het publiek benaderen en daardoor betrokkenheid afdwingen: door het tonen of suggereren van geweld zonder daar een afdoende verklaring voor te bieden, door totale immoraliteit, door een pessimisme dat geen enkele vorm van verlichting toestaat, door formele kunstgrepen of door pijnlijke en ongemakkelijk situaties te creëren, zowel in de film als voor de kijker zelf. Het morsige, het ontaarde en immens treurige in deze wereld wordt je als een natte handdoek in het gezicht gesmeten.

In Gummo bijvoorbeeld portretteerde Harmony Korine de bewoners van een verpauperde wijk in Xenia, Ohio, waar agressie, drankzucht en geweld uitvloeisels zijn van verveling, onverdraagzaamheid en lethargie. De degeneratie lijkt er volkomen: iedereen lijdt wel aan een of andere ziekte of afwijking. Het treurigmakende nihilisme, de lelijkheid en armoede ten spijt weet Korine ook iets over te brengen van de schoonheid ervan. Een van de personages fluistert aan het einde van de film: “Life is beautiful, it really is. Full of beauty and illusion”, en hoe verschrikkelijk het leven in Xenia, Ohio je ook toeschijnt, helemaal ongevoelig voor die vreemde schoonheid ervan kun je niet zijn.

Dat Gummo toch hard is, is niet alleen te danken aan de krankzinnige taferelen die Korine ensceneert, het komt ook doordat hij morele twijfel bij de kijker oproept: kan het wel wat hier gebeurt, worden mensen niet enorm te kijk gezet. Het is lang niet altijd duidelijk of mensen een rol spelen, of in feite zichzelf zijn in de film. En lang niet iedereen beschikt over de verstandelijke vermogens om zich te kunnen realiseren in welke situatie ze geplaatst worden. Om daar naar te zitten kijken bezorgt je een tamelijk onbehaaglijk gevoel, alsof die mensen speciaal voor jou voor de camera gesleept zijn. Ze roepen zowel afschuw als compassie op, wat toch al een ongemakkelijke combinatie is.

Pijnlijk-komisch
Dat ook in een meer vertrouwde omgeving een gevoel van ontheemding sterk tot uitdrukking kan komen, tonen de DOGMA-films Festen en The idiots. De familiereünie in Festen is eerst nog vermakelijk; de verplichte samenkomst levert de nodige spanningen op die weliswaar voor pijnlijk-komische situaties zorgen, maar die toch nog redelijk onschuldig lijken. Pas wanneer de oudste zoon tijdens een toost aan het diner zijn vader van jarenlang seksueel misbruik beschuldigt, wordt het echt onaangenaam. Het groots opgezette feest, de tradities, het decorum en de onderlinge beleefdheden die worden uitgewisseld maskeren alleen maar de onderliggende machtsverhoudingen, het seksisme en racisme dat binnen de familie leeft.

In The idiots zijn we eveneens getuige van het uiteenvallen van een groep mensen; niet bijeengehouden door familiebanden, maar door een zelfverkozen verbond. Ze willen de idioot in zichzelf leren kennen en de hypocrisie van het burgerdom aan de kaak stellen. Wat eerst nog een spel is, wordt gaandeweg een machtstrijd binnen de groep: wie is bereid hoever te gaan? Het is dan geen spel meer, maar bittere ernst. De suggestie wordt steeds sterker dat iedereen zo z’n eigen (verborgen) redenen heeft om het werkelijke leven te ontvluchten en te kiezen voor de veiligheid en bescherming van een groep. Maar die groep biedt geen bescherming, uiteindelijk staat iedereen er toch alleen voor. De hilarische situaties in beide films leiden je gemakkelijk af van de treurigheid ervan, maar er komt een moment dat die je vol treft.

Alledaags
Als er al iets over ‘de moderne mens’ gezegd kan worden dan is het dat hij alleen is. Het feit dat mensen nieuwe verbanden zoeken met elkaar, netwerken opzetten, clubs oprichten, kan net zo goed gezien worden als een bevestiging daarvan als een weerlegging. Relaties tussen mensen zijn minder vanzelfsprekend geworden, er moet naar gezocht en aan gewerkt worden. In Festen is de familie alles behalve de traditionele veilige thuishaven. Het is een geforceerd in stand gehouden verbond dat ernstig geschonden is. Aan het eind van The idiots komt eveneens een familiedrama aan het licht. Karen blijkt zich bij de groep aangesloten te hebben na de dood van haar zoontje. Kennelijk was het onmogelijk haar verdriet te verwerken binnen huiselijke kring. Als ze aan het einde van de film haar ouderlijk huis bezoekt, wordt direct duidelijk waarom: er heerst een totaal onbegrip en onvermogen om gevoelens te uiten. Tijdens het korte bezoek wordt akelig duidelijk dat ze van deze mensen niets te verwachten heeft. Tegelijkertijd is ook het alternatief, een zelfverkozen familie, niet levensvatbaar gebleken.

De personages in deze films zijn gewone mensen, geen moment wordt de indruk gewekt dat we te maken hebben met uitzonderlijke gevallen. In de twee DOGMA-films zijn ze daarvoor te herkenbaar, te alledaags. De paardenslager in Seul contre tous ontleent zelfs zijn afschrikwekkendheid aan zijn gewoonheid. Hij is nors en zwijgzaam, en heeft menselijke relaties van welke aard dan ook al lang geleden afgezworen. Vriendschap, liefde, alles is wat hem betreft slechts gebaseerd op berekening, op eigenbelang, maar hij oogt nog tamelijk onschuldig. Het is dat we zijn gedachten kennen, zijn wrede fantasieën, zijn gedrag wanneer dat door vier muren aan het oog van de buitenwereld onttrokken is. Maar hoeveel mensen lopen er niet door de straten aan wie we ook niets bijzonders zien, maar bij wie we niet naar binnen kunnen kijken?

Dat we van de poppenspeler uit Sombre niets weten is even beangstigend, want als we geen verklaring krijgen aangereikt voor zijn onbeheersbare neiging om vrouwen te vermoorden, betekent dat dat elk motief in principe in aanmerking komt. Ook het meest triviale, het meest banale. Of helemaal geen. Een (psychologische) verklaring heeft altijd iets geruststellends, omdat het zoveel andere zaken uitsluit. Als we de reden maar kennen, hoeven we alle andere redenen niet meer te vrezen. Nu moeten we alles vrezen.

Hobby
Het provoceren van de toeschouwer lijkt tegenwoordig op een andere manier te gebeuren dan een aantal jaren geleden, met films als La haine, Funny games, Benny’s video of C’est arrivé près de chez vous. Daarin was het vooral de onverschilligheid waarmee geweld werd gebruikt, die shockerend was, of zelfs het plezier dat eraan beleefd werd. Alsof moord en agressie een hobby waren als een willekeurig andere, of dat het er helemaal niet toe deed. Ook dat is een manier om een kille, afgestompte maatschappij aan de orde te stellen: geweld ontdoen van emotie. Van Sombre of Seul contre tous kan moeilijk gezegd worden dat wreedheden uit onverschilligheid begaan worden. Het is duidelijk dat er sprake is van een innerlijke strijd, van dwangmatig handelen.

Provocatie is meestal gestoeld op het opwekken van morele verontwaardiging, in dat opzicht is het nu niet anders. Dat hoeft niet te maken te hebben met excessief geweld zoals in Sombre of Seul contre tous. In Gummo wordt een zwakzinnige opgedirkt die voor de camera haar kunstjes mag vertonen. In The idiots gedragen gezonde mensen zich als geesteszieken en beleven daar de grootste lol aan. Zelfs seks met verstandelijk gehandicapten wordt nagespeeld en bovendien zeer expliciet in beeld gebracht. In Festen zitten we soms minutenlang in het donker te turen omdat fatsoenlijke belichting niet ‘waarachtig’ zou zijn en er worden racistische grappen gemaakt. In Toto, che visse due volte, een apocalyptisch visie op het einde van de beschaafde wereld, worden mensen voorgesteld als een stel vretende, neukende en ruftende wezens die alleen nog hun laagste instincten volgen. Dat soort dingen roept weerstand op.

Succes hoeft dat overigens niet in de weg te staan. Sombre kreeg in Venetië een comité van aanbeveling op de been, Toto werd, althans in de kritieken, geprezen. Gummo ontving in Rotterdam de prijs van de Nederlandse filmkritiek en Festen is de langstlopende arthouse hit van het jaar. We hebben misschien wel gewoon behoefte aan provocatie, aan het ambivalente gevoel aangetrokken en afgestoten te worden. Gaspar Noé heeft dat heel goed begrepen; hij geeft gevoelige kijkers dertig seconden de tijd om de zaal te verlaten in geval ze geen getuige willen zijn van de dramatische climax van zijn film. In de volle overtuiging natuurlijk dat niemand dat zal doen.

Petra van der Ree