Tirza

Zonder de angel

  • Datum 07-09-2010
  • Auteur Niels Bakker
  • Thema Filmkrant 324
  • Gerelateerde Films Tirza
  • Regie
    Rudolf van den Berg
    Te zien vanaf
    30-09-2010
    Land
    Nederland, 2010
  • Deel dit artikel

Drie keer Tirza: hoe verhouden boek, toneelstuk en film zich tot elkaar? De angel verdween uit Grunbergs verhaal maar toch komt regisseur Rudolf van den Berg met een paar uiterst originele, handige vondsten. En dat allemaal zonder voice-over!

Arnon Grunberg ging deze zomer op vakantie met een doodgewoon Nederlands gezin. Hij plaatste een contactadvertentie in NRC Handelsblad, organiseerde op een lenteachtige zondagmiddag een auditie voor de zestig (!) geïnteresseerde brievenschrijvers en maakte een keuze: Benno, uit Almere. “Het normaalste, misschien ook engste gezin”, aldus de krant.

Die typering werd niet zomaar gekozen. Grunberg bedacht het idee voor zijn zoveelste sociologische experiment weliswaar een jaar eerder, tijdens een logeerpartijtje bij een familie in de vinexwijk Leidsche Rijn, in feite zijn al zijn romans een zoektocht naar de morbide kanten van het alledaagse. Ook in Tirza, zijn eerste boek dat verfilmd werd, voert Grunberg een type man ten tonele dat iedereen in zijn omgeving kan hebben. Het gaat om Jürgen Hofmeester, redacteur Oost-Europese fictie bij een gerenommeerde uitgeverij, vader van twee intelligente dochters, wonend op stand in Amsterdam-Zuid, gepassioneerd sushimeester in zijn vrije tijd. De ideale schoonzoon-op-middelbare-leeftijd.

Nu ja: dat is het beeld dat Hofmeester zorgvuldig van zichzelf probeert hoog te houden. In werkelijkheid is het een dekmantel voor de betonrot die zijn gezin heeft kaalgevreten. Het verhaal begint op het eindexamenfeest van Hofmeesters jongste dochter, zijn “hoog-hoogbegaafde” oogappel Tirza. De voorbereidingen zijn in volle gang, en ineens staat de vermiste echtgenote weer op de stoep — na drie jaar afwezigheid. Moeders ondernam een mislukte poging om met een versleten jeugdliefde alsnog iets van haar leven te maken. Hofmeester ontpopte zich ondertussen als de over-overbezorgde vader, die zijn dochters geen enkele afstand liet. Nu eigenlijk nog steeds niet. Het liefst zou hij een stokje steken voor de Namibië-reis die Tirza gaat maken.

Demon
Maar zijn onvoorwaardelijke liefde voor Tirza is niet Hofmeesters grootste demon. Dat is de tweestrijd tussen het verstand en de onderbuik. Tussen de verheven geestelijke idealen die hij nastreeft en het wilde beest dat er in hem schuilt. Hoe hard hij ook probeert, zijn driften laten zich niet onderdrukken. Op momenten beuken ze genadeloos naar de oppervlakte. Zo zag Hofmeester per ongeluk hoe de onderhuurder, een hedonistische architect, zijn puberende dochter Ibi op z’n hondjes nam, terwijl zij alleen maar de huur kwam innen. Een razende Hofmeester ramt met een lamp een gat in zijn voorhoofd. Op het eindexamenfeestje kan hij zijn eigen seksuele neigingen weer niet beheersen. In het tuinschuurtje doet hij het met een depressieve klasgenoot van Tirza, tot afgrijzen van zijn dochter.

Grunberg zou Grunberg niet zijn als hij dit innerlijke gevecht niet een dubbelzinnige lading had gegeven. Want alleen als beest is Hofmeester mens, voelt hij dat hij leeft. Het zijn kortstondige momenten van peilloze leegte, flitsen eigenlijk, waarop zijn gedachten over wat beschaafd is en moreel juist, de heersende conventies en de drukkende normen, kortom alle culturele ballast, voor even verdwijnen. Leven mag dan een poging zijn om controle te krijgen, het (kortstondige) geluk vinden we juist als we de controle verliezen.

Boekenkast
Dit is maar één van de existentiële thema’s die Grunberg aansnijdt en die in de film niet uit de verf komen. Niet kunnen komen, want hoe vertaal je zulke filosofisch-abstracte ideeën in bewegende beelden? Een lastige opgave. Toch wordt er steeds weer naar de boekenkast gegrepen. De Nederlandse filmwereld doet niet anders: de Tilburgse literatuurwetenschapper Hans van Driel becijferde ooit dat het aantal boekverfilmingen in de lage landen ongeveer één op de drie bedraagt. Aan de brille van onze schrijvers kan het nauwelijks liggen. Is het dus effectbejag, het willen meeliften op het succes van een roman? Winstbejag, vanuit de wetenschap dat de liefhebbers van het boek toch wel komen kijken? Of oprechte liefde, puur omdat de filmmaker zelf het boek zo mooi vond?

In het geval van Tirza zou het alle drie kunnen. Marketingtechnisch wordt de film precies op het juiste moment gelanceerd, vlak na de bewerking voor het toneel, als openingsfilm van het Nederlands Film Festival, en nog vóór het verschijnen van Grunbergs volgende roman, zodat het boek Tirza nog redelijk vers in het geheugen ligt. Maar anderzijds heeft Rudolf van den Berg zijn sporen als literatuurliefhebber meer dan verdiend. Zo regisseerde hij eerder De avonden (Gerard Reve), Bastille en Zoeken naar Eileen (Leon de Winter) en The Cold Light of Day (Friedrich Dürrenmatt).

Van den Berg maakt het zichzelf, net als alle enthousiaste boekenverfilmers, alleen zo ontzettend moeilijk. Zolang een ander medium het uitgangspunt vormt, zal een filmmaker daar altijd rekening mee (moeten) houden. Hoe minimaal die rekenschap aan de bron ook mag zijn. En het publiek, in het bijzonder de liefhebbers van het boek, zal boek en film altijd naast elkaar leggen. De adapterende filmmaker beknot zichzelf dus in zijn artistieke vrijheid, én maakt zichzelf tot een gemakkelijk mikpunt van kritiek. Het maximale wat hij kan bereiken, is niet mislukken.

Vakantieplakboek
En het moet gezegd: Tirza is niet mislukt. Van den Berg komt met een aantal uiterst originele, handige vondsten. Het scenario, door hemzelf geschreven, begint waar de roman zijn apotheose bereikt. Het eindexamenfeest, de terugkeer van de echtgenote, Hofmeesters ‘eervolle’ ontslag bij de uitgeverij — ze zijn hier een gegeven. Hofmeester (Gijs Scholten van Aschat) reist meteen naar de Afrikaanse woestenij, om op zoek te gaan naar Tirza en haar vriendje Choukri. Die hebben sinds hun vertrek nog helemaal niets van zich laten horen.

Tirza is dus een roadmovie, met veel actie en dynamiek, en mooie beelden die rechtstreeks afkomstig lijken uit een vakantieplakboek. De uitgestrekte, ruige zandvlaktes zijn bovendien een treffende metafoor voor de chaos in Hofmeesters hoofd. Met flashbacks legt Van den Berg uit hoe het zo ver heeft kunnen komen. Deze zijn, net als in de roman, als puzzelstukjes door het verhaal geweven.

Gewürztraminer
Het toneelstuk van het Nationale Toneel, dat eerder dit jaar op tournee ging langs de Nederlandse theaters, pakt het anders aan. Regisseur Johan Doesburg balt Hofmeesters complete leven samen op één plek, voor hetzelfde decor. Van de met flessen Gewürztraminer en sushihapjes gevulde koelkast voor het feest, de tafel waaronder de huurder Ibi neukt tot een televisiescherm waarop een kille zakenvrouw Hofmeester mededeelt dat hij zijn hele vermogen kwijt is — hedgefonds failliet. Heden en verleden lopen soepel in elkaar over. Het is de breuk met de chronologie die werkt.

Hofmeester leeft namelijk evenzeer in zijn herinneringen als in het hier en nu. Het verleden maakt hem tot wie hij is, zoals hij zelf verzucht. We zitten in het toneelstuk, net als in de roman die volledig vanuit zijn perspectief verteld wordt, toch een beetje in Hofmeesters hoofd. De flashbacks in de film hebben eenzelfde effect. Ze vervloeien volledig met de barre trip door de woestijn. Geen fade-ins en fade-outs, niet even het beeld op zwart zetten, zelfs de aanduiding van wanneer iets zich afspeelde ontbreekt. Het zijn net herinneringen: willekeurig, fragmentarisch en associatief gemonteerd.

Ze zorgen ervoor dat een voice-over overbodig is. Van den Berg heeft zichzelf, op de dialogen na, sowieso niet te afhankelijk gemaakt van Grunbergs tekst. Het toneelstuk doet dat wel — daar treedt Hofmeester ook op als verteller — maar daar is dat minder een probleem. Theater is een medium van het woord, en bovendien begon Grunberg zijn carrière als toneelschrijver — wat nog altijd doorsijpelt in zijn gedetailleerde situatieschetsen en snedige, spelklare dialogen.

Sentimenteel
Heeft Van den Berg dan echt het maximale eruit gehaald? Bijna. Oplossingen voor plot, vertelperspectief en plaats van handeling zijn nog relatief eenvoudig te verzinnen. Dat ligt anders voor de toon van een roman. Grunberg schrijft sarcastisch, met een grimmige, bijtende spot. Zijn doel: de illusies ontmantelen waarmee zijn personages hun leven draaglijk houden. Het toneelstuk houdt dit nihilisme redelijk vast, al heeft Van Doesburg er een flitsende show omheen gebouwd, waarin het vette spel en de haarscherpe dialogen de boventoon voeren. Het is bijna een satire. Maar de film riekt naar een sentimentaliteit die bij Grunberg volstrekt afwezig is. Uitgekleed tot een tragedie over de gepassioneerde liefde van een vader voor zijn dochter blijft er een menselijk drama over. De muziek onderstreept dat: melancholisch, gevoelig, serieus.

Deze keuze is ook een knieval voor een massapubliek, een massapubliek dat cinema meer dan literatuur en theater geacht wordt te bedienen. Het maakt Tirza tot de Nederlandse tegenhanger van de Duitse verfilming van Michel Houellebecqs Elementaire deeltjes: wel de dramatische verhaallijn, niet de scherpe angel. De cynische, zwartgallige cultuurkritiek en de sardonische misantropie zijn achterwege gelaten. Terwijl het Grunberg en Houellebecq daar juist om te doen is.