FilmThuis – 30 juni 2011
Susan Sontag mag als auteur dan heiligverklaard zijn, haar films zijn bijna vergeten. Godzijdank is Promised Lands opnieuw uitgebracht.
Laten we eerlijk zijn, weinig mensen zullen hun bed uitkomen voor een documentaire van Susan Sontag uit 1974 over de Yom Kippur-oorlog die Israël in 1973 tegen een paar Arabische landen voerde. Toch zijn er twee redenen om dat wel te doen.
Eén: terwijl godfathers Albert en David Maysles en Frederick Wiseman in 1974 nog in de illusie verkeerden dat hun camera bij benadering een objectief verhaal kon vertellen en trots de wereld trakteerden op de direct cinema-school van documentairemaken, koos Sontag voor een veel persoonlijker en op alle fronten gewaagder plan. Sontag wilde de kijker laten ervaren hoe het is om in een strijd gevangen te zitten die al zo lang duurt dat de samenleving niet anders meer weet.
Twee: de manier waarop ze dat deed. Door beelden en geluiden zonder commentaar tegenover elkaar te zetten. Een paar voorbeelden: beelden van religieuze symbolen op de daken van Jeruzalem gemixt met beelden van televisieantennes. Dat is geen goedkope dialectiek, ook al herinnert de montage aan Dziga Vertovs Russische constructivisme. Die beelden suggereren hoe traditioneel en modern, oude en nieuwe manieren van communicatie en beïnvloeding, metafysica en commercie hier op onnavolgbare manieren in elkaar grijpen. Onnavolgbaar is hier trouwens het sleutelwoord. Geluiden en beelden van Joodse vrouwen bij de Klaagmuur naast — veel later in de film — het verdriet van een Arabische man. De conflicterende politieke monologen van twee Israëlische intellectuelen die naast de klaagzangen bij de muur veranderen in politieke mantra’s, bezweringen die de strijd voortzetten. Lijken van soldaten die langs de snelweg in de woestijn liggen terwijl auto’s voorbij rijden.
Het valt op dat oorlog hier traditie is geworden. Schoolkinderen dreunen de haatretoriek op in de klaslokalen. Jongemannen lepelen als gehoorzame soldaten diezelfde ideologie op terwijl de angst van hun gezichten is af te lezen. Oude mannen zorgen voor de theoretische en politieke legitimatie die weer een nieuwe generatie mannen en vrouwen de oorlog in stuurt.
Cirkel
Misschien maakt een decennialange strijd in het Midden-Oosten weinig indruk op kijkers van tegenwoordig maar bedenk dan dat Sontag in die anderhalf uur iets zegt over strijd dat iedereen aangaat. En dat de manier waarop ze dat doet filmmakers nog steeds inspireert.
Het idee achter deze bijzondere film zit verscholen in het meervoud van de titel: Promised Lands. Iedereen vecht voor iets anders. Dat een vierduizend jaar oude bovennatuurlijke belofte de aanleiding werd voor de meest ingrijpende onroerend-goedkwestie van de tweede helft van de twintigste eeuw, was al niet bevorderlijk voor de transparantie. Maar daar komt bij dat de strijd ook in 1974 al zo lang had geduurd en zo getekend was door de geschiedenis dat niemand meer precies wist waarvoor die gevoerd werd. Verdriet en wraakgedachten vertroebelen elke analyse en herinnering. Meer nog: een land dat al zo lang in oorlog is, is ermee vergroeid, zoals een pijnlijk gewricht iemand na verloop van tijd krom doet lopen. De strijd is Israël gaan definiëren, de strijd is z’n eigen motor geworden.
Een van de redenen waarom je Sontag kunt bewonderen, is haar vaardigheid om sprekende beelden te vinden. De slotscène is in dat opzicht niks minder dan briljant. Sontag laat de psychiatrische behandeling zien van een militair die in de oorlog geestelijk beschadigd is geraakt. Om de traumatische indrukken kwijt te raken, is de redenering van de arts, moet de patiënt ze opnieuw beleven. Dat gebeurt door de man met een medicijn in een half verdoofde toestand te brengen en rond z’n ziekenhuisbed flink kabaal te maken. Het zal duidelijk zijn dat die patiënt een metafoor is voor de strijdende partijen en dat de ironie is dat oorlog hier gebruikt wordt om oorlog uit te wissen. Daarmee is de cirkel van geweld rond. Alleen door een nieuw begin te maken en het verleden te laten voor wat het is, valt daaraan te ontsnappen.
Ronald Rovers
Promised Lands
Regie
Susan Sontag
Verenigde Staten
1974
87 minuten
Distributie
Zeitgeist Films (regio 1)
Eindelijk! Een Criterion-uitgave van Kiss Me Deadly, Robert Aldrich’ atoom-communisten-noir-meesterwerk.
Wonderlijk dat het zo lang geduurd heeft voor de dvd-afficionados van Criterion zich op Kiss Me Deadly hebben gestort. Aan de film ligt het niet: bij uitbreng in 1955 weggezet als moreel verwerpelijk maar omarmd door de Nouvelle Vague-critici van Cahiers du cinéma en inmiddels een reputatie als één van de onbetwiste hoogtepunten van de film noir.
Gemaakt door Robert Aldrich, die in de jaren veertig werd opgeleid door grootheden als Jean Renoir, Joseph Losey en Charlie Chaplin en in de jaren zestig grote commerciële successen zou beleven met What Ever Happened to Baby Jane? en The Dirty Dozen. Plus een interessant maakproces — de film werd gebaseerd op de (vrijwel) gelijknamige bestseller van pulpauteur Mickey Spillane, maar veranderde diens held Mike Hammer van gewiekste privé-detective in een vulgaire, hardvochtige en gewelddadige uitvreter, die zijn aantrekkelijke secretaresse Velda inzet om getrouwde mannen te verleiden.
En dan geeft de film, of dat nu gericht of onbewust is gebeurd, ook nog eens een uniek tijdsbeeld van het anticommunistische, door de atoombom-geobsedeerde Amerika van de jaren vijftig. Afgaand op scenarist A.I. Bezzerides ging dat in ieder geval min of meer per ongeluk: “Ik schreef de film snel omdat ik het bronmateriaal minachtte”, stelde hij in een interview. “Het was ‘automatic writing’: er hingen in die tijd dingen in de lucht en die kwamen erin terecht.” Dus zijn er verwijzingen naar het ‘Manhattan Project’, schimmige CIA-figuren, en een raadselachtige doos met gloeiende inhoud.
Whatsit
Laten we het vooral even over die doos hebben. De great whatsit, zoals die in de film genoemd wordt, en waarnaar in zoveel latere films verwezen werd: van de ‘Ark of the Covenant’ in het Indiana Jones-avontuur Raiders of the Lost Ark (Steven Spielberg, 1981) tot de openlijke verwijzing naar Kiss Me Deadly in Richard Kelley’s postmoderne fiasco Southland Tales (2006). Maar de bekendste en waarschijnlijk ook meest relevante filmmaker die met de ‘great whatsit’ aan de haal ging is Quentin Tarantino. De koffer in Pulp Fiction, over de inhoud waarvan al sinds het verschijnen van de film in 1994 wordt gespeculeerd.
Om die speculatie draait het bij een great whatsit. Daarmee is het net iets anders dan de door Alfred Hitchcock geïntroduceerde macguffin: een element dat voor de personages van levensbelang is en de plot draaiende houdt, maar waar de kijker onverschillig over is. Bij de great whatsit staat de vraag ‘wat het is’ ook voor de toeschouwer centraal.
Net als in Pulp Fiction geeft Kiss Me Deadly de kijker geen antwoord op die vraag. Sterker nog: op het moment dat de vraag beantwoord dreigt te worden, is de film afgelopen. Gelukkig is dat slot sinds 1997 niet meer zo abrupt als het jarenlang was. Pas toen werd namelijk het originele einde van de film teruggevonden, waarvan om duistere redenen al snel na de originele release enkele minuten verdwenen waren. In dat nieuwe slot eindigt de film direct na de onthulling van de great whatsit. Onbedoeld laat dat einde, nog sterker dan het originele einde dat doet, de intrigerende werking van de great whatsit zien: zodra de vraag voor de personages beantwoord is (want alleen zij krijgen te zien wat er in de doos zit, wij niet), is het klaar; de nieuwsgierigheid van de kijker die de film op gang hield, wordt niet bevredigd en die kijker blijft geboeid door het raadsel van de doos. Poppetje gezien, maar het kastje kan niet meer dicht.
Joost Broeren
Kiss Me Deadly
Regie
Robert Aldrich
Verenigde Staten
1955
Met
Ralph Meeker
Albert Dekker
106 minuten
Distributie
Criterion (regio 1)
Release top 5
La pivellina
“De essentie van de film ligt in het bescheiden tonen van deze levens in de marge: het kermisdecor, de focus op kleine relatieperikelen, doorbroken door de schattigheid van een klein kind. De kracht van La pivellina van regisseursduo Tizza Covi en Rainer Frimmel (2009) zit in z’n kleinschaligheid.” JB (Contact Film)
Black Swan
“De wil om te winnen en de angst om te mislukken zijn in Darren Aronofsky’s Black Swan (2011) de destructieve krachten. Niet langer de ingrediënten van een Amerikaanse droom, maar de symptomen van een Amerikaans delirium, een grimmig universum waarin iedereen met een solo-act bezig lijkt.” RR (Warner Home)
127 Hours
“Die klap, die val, die duurt maar even. In 127 Hours (Danny Boyle, 2011) gaat het om wat er daarna gebeurt. Niet om het feit dat we geboren zijn, maar om het feit dat we leven. Overleven. Dat maakt het onvermijdelijk dat de film ook over het mentale proces gaat dat daarbij hoort.” DL (Warner Home)
Winter’s Bone
“De dialogen doen met hun mengeling van grofgebektheid en literaire stilering denken aan de HBO-westernserie Deadwood, die ook qua setting vergelijkbaar is. Dat we inmiddels bijna honderd jaar verder zijn dan de ontginningsfase die Deadwood toont, lijkt men in het Missouri van Winter’s Bone (Debra Granik, 2010) nog niet te hebben meegekregen.” JB (Paradiso)
Rundskop
“Michaël R. Roskam levert een overdonderend speelfilmdebuut af. Hij toont een ingeleefde schets van het Limburgse plattelandsleven en geeft en passent wat subtiele speldenprikken naar de Belgische taaltwisten. Maar het grootste succes van Rundskop (2011) is de centrale rol van Matthias Schoenaerts.” JB (Bridge Entertainment)
Deze films werden eerder besproken in de Filmkrant door Joost Broeren, Dana Linssen en Ronald Rovers en komen nu uit op dvd.
De 3D-animaties rollen van de lopende band, maar Rango is toch echt even iets anders. Met de stem van Johnny Depp.
Rango was in maart niet op tijd te zien voor een recensie, vandaar deze herkansing voor deze chaotisch-anarchistisch-psychedelische animatiefilm. Gore Verbinski maakt na kassuccessen met The Ring en de eerste drie Pirates of the Caribbean films met Rango zijn eerste animatiefilm, en hij is lang niet de enige in de crew voor wie de techniek nieuw is. Verbinkski nam een groot deel van zijn vaste filmcrew mee, van editor Craig Wood tot art director Mark McCreery; scenarist John Logan werkte eerder vooral aan grootschalige Hollywoodvehikels als The Aviator en momenteel aan het nieuwste avontuur van James Bond; gerenommeerd cameraman Roger Deakins (onder andere verantwoordelijk voor de stoffige vergezichten in No Country for Old Men) staat op de rol als ‘visual consultant’; en George Lucas’ effectenstudio Industrial Light and Magic, die de film voortbracht, is een totaal nieuwe speler op de animatiemarkt.
Afgaand op het idee achter Rango lijkt de studio te mikken op hetzelfde marktsegment als Shrek en Kung Fu Panda: grappig diertje beleeft avonturen vol komische slapstick, met een sausje van popculturele referenties om het voor de ouders dragelijk te houden. Het diertje is hier een reptiel (met de stem van Johnny Depp) dat na een ongelukkige autorit in het uitgedroogde dorpje Dirt terechtkomt, waar hij zich Rango noemt en al snel tot sheriff wordt gebombardeerd om in een op Chinatown geënt plot de watervoorziening te redden.
Maar daar draait het eigenlijk allemaal niet om; Rango draait om het vertellen van verhalen, het spel tussen leugen en waarheid dat Rango creëert om zijn nieuwe reputatie als sheriff op gang te houden. Wat dat betreft is het karakter van dit reptiel (gekleed in Hunter S. Thompson-hawai-shirt) niet ver verwijderd van die andere held die Verbinski en acteur Johnny Depp samen creëerden: Captain Jack Sparrow. Zal dit duo even grote hoogten bereiken als Depp en regisseur Tim Burton eerder deden? Rango is in ieder geval een stap in de goede richting: met de reptielentong stevig in de wang is Rango net dat beetje vreemder, gedurfder en simpelweg vermakelijker dan Captain Jack Sparrow ooit was — en dat terwijl Sparrow zich in het (niet door Verbinski geregisseerd) vierde deel van de Pirates-reeks van zijn meest conventionele kant laat zien.
JB
Rango
Regie
Gore Verbinski
Verenigde Staten
2011
Met
Johnny Depp
Isla Fisher
107 minuten
Distributie
Paramount
Eindelijk een scherpe satire over fundamentalisme. Bijtende humor als wapen tegen idiotie.
Het cliché gaat dat over een conflict geen satire wordt gemaakt zo lang het trauma niet verwerkt is. Als dat klopt dan waren de Britten vorig jaar dankzij Chris Morris’ Four Lions de eersten die de 11-september aanslagen achter zich hebben gelaten. Wat nog best lang geduurd heeft. Want wat leent zich beter voor spot dan het fundamentalisme en onze opgeblazen angst voor aanslagen die de laatste tien jaar de wereld gijzelden? Sterker nog, de enige half effectieve strategie om met deze angst om te gaan is bijtende humor. Morris begreep dat en maakte een satire over vier stuntelende Mujahideen uit Sheffield die een aanslag willen plegen op de marathon van Londen. Wie hun geklungel even bekijkt (een voortijdig exploderende tijdbom, bizarre ideologische discussies, een rapnummer met de tekst ‘I’m a Mujahideen and I’m making a scene’), zal zien dat Four Lions niet beweert dat alle moslimfundamentalisten dom zijn. Wat de film wel beweert is dat de zelfrechtvaardiging zoals die van deze vier narcisten al eeuwen lang de rest van de wereld teistert. Het is het soort narcisme dat Steve Coogan belachelijk maakt in Alan Partridge en A Cock and Bull Story en waarmee Britse politici in In the Loop ontmaskerd worden als een bende pompeuze kwezels.
Die spot over een gevoelig onderwerp als moslimfundamentalisme is de eerste reden om Four Lions te bewonderen. De tweede reden is de onverwacht dramatische climax. Alles goed en wel met die slapstick en satire, suggereert de regisseur, maar we kunnen niet zomaar alle ellende weglachen. In de realiteit vallen slachtoffers. Juist dat laat zien hoe ernstig het narcisme en de zelfoverschatting van de daders is. De laatste scènes zijn dan ook helemaal niet om te lachen, ook al doe je dat wel als kijker. Dat is geen lachen omdat het grappig is, dat is lachen uit onmacht, want hoe moet je in godsnaam zoveel idiotie te lijf gaan?
RR
Four Lions
Regie
Chris Morris
Groot Brittannië
2010
Met
Riz Ahmed
Arsher Ali
97 minuten
Distributie
Paradiso
Import Top 10
Before the Revolution
Bernardo Bertolucci’s tweede film (1969), over de hoogtijdagen van de ‘swinging sixties’, kruist autobiografie, boekverfilming met hommage aan de filmmakers van de Nouvelle Vague. Dubbeldisk uitgave met zowel bluray als dvd; voor het beeld kijken naar de eerste en voor de extra’s naar de tweede. (BFI, r2)
Deep End
Een paar jaar later zijn de sixties voorbij en slaat de morele vertwijfeling toe. Regisseur Jerzy Skolimowski nam in Deep End, zijn eerste film buiten Polen, de Britse maatschappij van 1970 de maat. (BFI Flipside, r2)
Cul-de-sac
Lichter dan we van Roman Polanski gewend zijn, maar nog altijd niet al te hoopvol over de mensheid. Cul-de-sac is ooit (1966) omschreven als het sprookje van de prinses die door de ridder wordt gered van de draak, maar dan ondersteboven. (Criterion, r1)
Beyond a Reasonable Doubt
De laatste Hollywoodfilm (1956)van de Duitse grootheid Fritz Lang. Een schrijver wil het rechtssysteem te kakken zetten maar trapt in zijn eigen val. (Exposure Cinema, r2)
Cameraman: The Life and Work of Jack Cardiff
Craig McCalls documentaire over leven en werk van Jack Cardiff toont de dik zeventig jaar omspannende carrière van de man die zich ooit bij Powell & Pressburger binnenblufte met zijn kennis van de belichtingstechnieken van klassieke schilders. (Strand Releasing, r1)
The Colossus of New York
Briljante wetenschappers genoeg in deze scifi-cult-klassieker van Eugène Lourié uit 1958: eerst overlijdt een geniale geleerde, dan besluit diens vader — al even begaafd — het brein van zijn zoon over te zetten in een metalen man. En het was nog lang onrustig in New York. (Olive Films, r1)
The Killing
Kubricks klassieker uit 1956 in opgekalefaterde kopie, en op bluray. Maar misschien nog wel interessanter vanwege de bonusfilm Killer’s Kiss, een weinig geziene film noir van een jaar eerder. (Criterion, r1)
Vigo: The Complete Jean Vigo
Triest is het wel, dat de complete carrière van Jean Vigo (1905-1934) in één beeldschone boxset verzameld kan worden. Vier films liet de aanstormende grootheid slechts achter bij zijn voortijdige dood door tuberculose. (Criterion, r1)
Roger Corman’s Cult Classics: Sword and Sorcery Collection
Een vierluik aan fantasy-achtige genre-exercities van producent Corman: Deathstalker, Deathstalker II, The Warrior And The Sorceress en Barbarian Queen. (Shout! Factory, r1)
The Cigarette Girl of Mossel Prom
Wie denkt aan de Russische stomme film, denkt aan de serieuze filmmakers van de montageschool rond Sergei Eisenstein. Maar er werden ook gewoon komedies gemaakt, zoals deze van Yuri Zhelyabuzhsky uit 1924. Man wordt verliefd op sigarettenmeisje; zij wordt beroemd en vervolgens verliefd op haar cameraman. Niemand wordt er gelukkiger van, behalve de kijker. (Kino International, r1)
JB
Deze lijst is samengesteld door Boudisque (Vredenburg 31, Utrecht). Ga voor meer informatie naar boudisque.nl