Buiten beeld #16: Production design

'Je moet die gaarkeuken kunnen ruiken'

Foto’s: Maricke Nieuwdorp

Wie werken er achter de schermen naast regisseurs en acteurs? Wie schrijft het script, wie zorgt voor aankleding, het geluid, de dieren en de cast op de set? Filmkrant belicht in deze ‘achter de schermen’-serie steeds een ander vakgebied. Deze aflevering: production design op de set van De witte flits.

Er wordt wat weggepaft in de geestelijke gezondheidszorg. In De witte flits steekt Rick (Sanne den Hartogh) tijdens een gedwongen opname de ene peuk met de andere op. In zijn kamertje staan bomvolle asbakken. Kleren hangen slordig uit openstaande kasten en een onverwoestbaar instellingsmatras ligt overdwars door de kamer.

Het leven van Rick is een chaos – en dat geldt ook voor zijn directe leefomgeving, vormgegeven door production designer Ben Zuydwijk, die eerder werkte aan o.a. J. Kessels (Erik de Bruyn, 2015), Een echte Vermeer (Rudolf van den Berg, 2016) en de recente serie Rampvlucht. In De witte flits van Laura Hermanides worstelen ouders Renée Soutendijk en Raymond Thiry met de doodswens van hun zoon Rick, die al twintig jaar met zware psychische problemen kampt. Het drama, gebaseerd op een waargebeurd verhaal uit 2012, volgt hen tijdens de ingewikkelde weg naar Ricks euthanasie.

Zuydwijk is als production designer, samen met regie en camera, verantwoordelijk voor het totaalbeeld van de film. De production designer van dienst leidt bovendien het zogenaamde art departement, waaronder alle functies vallen die met de look van een filmproductie te maken hebben. In het geval van De witte flits is dat naast kostuum en make-up bijvoorbeeld art director Karijn van Brink, die op de set zorgt voor de uitvoering van Zuydwijks ideeën en de coördinatie van het bouwproces. Omdat het hier een kleine productie betreft is Van Brink óók rekwisiteur en setdresser.

Institutioneel
Op deze 14e van de 19 geplande draaidagen overziet Zuydwijk vooral de vorderingen en continuïteit. De doorgewinterde vakman is informeel, vriendelijk en kan over iedere lamp, nepplant of uitgedroogd zeepje iets vertellen. Álle door hem geselecteerde elementen hebben een betekenis.

In een hokje naast de set zit Van Brink aan de lopende band Ricks sjekkies te draaien naast ‘gestagede’ borden met half aangevreten etenswaren en gereedschap voor hand- en-spandiensten tussendoor. Er hangt een brandlucht. Rick steekt in scène 26 tijdens een verhit gesprek met zijn moeder hun gezamenlijke portretfoto in de fik. Er liggen diverse fotokopieën klaar voor elke nieuwe take. In opdracht van Zuydwijk vervaardigde Van Brinker ook kopieën van ‘leesmappen’, gedateerde magazines en sigarettenpakjes uit 2012. ‘Roken is dodelijk’, staat er in De witte flits op ieder pakje, een ‘kwinkslag’ naar de euthanasiewens van de roker in kwestie. Over de kleinste details is nagedacht. Bovendien, zo stelt Zuydwijk: “2012 is niet heel lang geleden, maar je kan niet zomaar klakkeloos een mobiele telefoon, een computer of auto in beeld brengen. Je moet zeker weten dat het klopt.”

Omdat het hoofdpersonage een groot deel van zijn leven in instellingen doorbrengt en er ook scènes in een verzorgingstehuis en een hospice zijn, vond Zuydwijk dat veel sets ‘institutioneel’ moesten ogen. Denk: marmoleum vloeren, zielloze jarentachtigstoelen, beduimelde leesmappen, plastic koffiekannen en ‘een lepeltje Completa’. Zelfs de schilderijen hadden in elke willekeurige instelling kunnen hangen. Alles lijkt inwisselbaar, maar is met enorm veel zorg geselecteerd. Zuydwijk: “De kijker moet de gaarkeuken kunnen ruiken.”

Zelf een wandje schilderen
Al tijdens eerste lezing van een scenario borrelen beeldbepalende ideeën in Zuydwijk op. In eerste instantie gaat hij met de regie en camera om tafel om eerste beeldthema’s en kleurgebruik te bepalen. Nog in de pre-productiefase wordt daarna een style meeting belegd: de specialisten van kleding en make-up doen dan hun creatieve duit in het zakje. Vervolgens gaat iedereen met zijn of haar door Zuydwijk goedgekeurde plan aan de slag. Locaties moeten worden gezocht, rekwisieten gevonden, gehuurd of gekocht en kamers vertimmerd of geschilderd.

Hoe groter het productiebudget, hoe meer een production designer kan uitbesteden. Zo had Zuydwijk bij Rampvlucht, de high-end serie over de Bijlmerramp, maar liefst 35 man tot zijn beschikking. Er liep zelfs een superspecialist rond die alles wist van computers uit de jaren tachtig en negentig. De witte flits heeft een bescheidener budget. Zuydwijk: “Ik zit niet in een ivoren toren en heb op deze set laatst nog zelf een wandje staan schilderen.”

Een belangrijk beeldbepalend onderdeel is de locatie. Die bevindt zich hier niet in een daadwerkelijke GGZ-instelling, maar in een officierscasino, onderdeel van Vliegbasis Soesterberg. Het monumentale pand uit 1940 is inmiddels te huur voor feesten en filmopnames. Prachtig, maar geen voor de hand liggende locatie. Zuydwijk legt uit: “Doorgaans staat er altijd wel een geschikte zorginstelling leeg, maar sinds de oorlog zijn er overal vluchtelingen uit Oekraïne in ondergebracht.” De woningnood helpt ook niet mee. “Je bent steeds vaker aangewezen op evenementenlocaties. Maar alles valt met aankleding aan te passen. Je omarmt de kwaliteit waarmee je werkt.”

Hoe verbeeldt je in zo’n pompeus, ‘feestelijk’ gebouw dat je in een gesloten inrichting zit? Zuydwijk monteerde bijvoorbeeld een nep-pincodekastje, waarna een sounddesigner daaroverheen het geluidseffect van een buzzer en openende deuren zal leggen. Ook werd samen met cameravrouw Myrthe Mosterman besloten een shot in te lassen in een gang vol deurpartijen, om de suggestie van opgeslotenheid te wekken.

Wim Wenders-achtige road movie
Sommige ingrepen kosten nauwelijks geld, maar de ambities van filmmakers zijn niet altijd verenigbaar met het budget. Zuydwijk: “Een kostuumfilm met een klein budget betekent keuzes maken: niet alles wat je bedenkt is dan mogelijk.” Hij besluit meestal na lezing van een scenario of het hem ligt en of hij die keuzes wil maken. In het geval van De witte flits was het hem duidelijk dat het production design vooral dienend moest zijn: “Het verhaal en het spel van de acteurs staan hier voorop – art direction is bijna ‘afwezig’.”

Soms is hysterisch uitpakken juist het devies, zoals bij J. Kessels, waarvoor Zuydwijk in 2016 een Gouden Kalf won. “J. Kessels paste helemaal in mijn straatje. Het lag dicht bij mezelf, met muziek die ik goed vind, een hilarisch boek en topacteurs en een regisseur met wie ik eerder al aan Wilde mossels werkte. Ik wilde er graag een Wim Wenders-achtige road movie maken qua stijl, met een speciaal op de kop getikte en door ons gepatineerde auto die bijna een personage an sich was.”

Hoewel een mainstream romkom ‘niet zijn metier’ is, tekende hij in 2020 ook voor de op Daphne Deckers’ geïnspireerde roman Alles is zoals het zou moeten zijn. “Ik wilde het een keer doen – maar dan wel gelijk góed. Er was genoeg budget om personages larger than life te maken, te filmen in té dure huizen waarin precies de juiste designlampen boven de tafel hangen.”

Meester-gezel-systeem
Toen Zuydwijk in 1982 Blade Runner (Ridley Scott) zag, was hij onder de indruk hoe verschillende wereldsteden tot één samengestelde, futuristische stad samengebald werden. Het leek hem fantastisch om zoiets te mogen vormgeven.

Hoe je daar kwam, dat was een tweede. Hij studeerde ‘een blauwe maandag’ aan de kunstacademie, volgde een opleiding decoratieve schildertechnieken en ging eind jaren tachtig als decorschilder bij het Ro Theater aan de slag. Daarna kreeg hij kans om onder Nederlands bekendste production design-duo, Ben van Os en Jan Roelfs, sets te decoreren voor films van Peter Greenaway. “Van hen leerde ik het vak. Ik ben niet de enige die hen schatplichtig is: er zijn velen die uit dat nest komen.”

Inmiddels bestaat er een studierichting production design, maar Zuydwijk is nog altijd voorstander van een ‘meester-gezel-systeem’. “Het vak behelst zoveel, is zo ambachtelijk en overziet zoveel verschillende disciplines: van locatiescouting, special-effects, grafisch ontwerp en rekwisieten, tot het nagaan van beeldrechten op getoonde schilderijen. Soms besteed je dat allemaal uit, dan weer sta je zelf props uit kringloopwinkels te plukken.”

Zuydwijk heeft inmiddels een eigen loods van zo’n 200 m2 vol meubels, lampen, glaswerk, stoffen, beddengoed, schilderijen – noem maar op. Hij mist in Nederland een centraal ‘rekwisietenhuis’, zoals dat in Amerika en Engeland gebruikelijk is: een depot waar je allerhande props uit alle tijden en windstreken kunt huren. Jammer, vindt Zuydwijk, ook met het oog op duurzaamheid.

Het vak is in de loop van de tijd behoorlijk veranderd, ziet hij. Waar je ooit dagen speurde in loodsen en handelscontacten heel belangrijk waren, koop je nu ‘de hele wereld’ online. En het is mogelijk om complete sets en camerastandpunten in 3D te ontwerpen. Het scheelt allemaal kostbare tijd, want productieperiodes zijn aanzienlijk korter dan voorheen. “Vroeger zat je nog wel eens een half jaar op één film.” Dat lijken vervlogen tijden. Inmiddels belt Zuydwijk op deze set al druk met andere art department-collega’s over volgende producties. Of die ene bank aangeschaft mag worden, is de vraag. Het gaat om meubelstuk voor een ‘politiek incorrecte sitcom-film’ van New Kids-rouwdouwerfilmers Steffen Haars en Flip van der Kuil. Zuydwijk, grinnikend: “Ja, daar gaat nog wel eens iets in de fik, je moet steeds afwegingen blijven maken.”