Redactioneel – maart 2023

Propaganda

Fight Club

Toen we in november vorig jaar het interview met Niki Padidar op Twitter uitlichtten, over haar IDFA-openingsfilm All You See, verscheen er direct een geïrriteerde reactie onder. Uit mijn geheugen: ‘Ja, en volgende keer een film over autochtone Nederlanders.’

Was het een trol? Iemand met een oprechte bezorgdheid? Maakt niet uit. Het sloot aan bij een gedachte die me al langere tijd bezighoudt. Die gedachte gaat ongeveer zo – en vergeef me als het wat kort door de bocht lijkt. Er is vanuit de wat extremere rechterzijde van het politieke spectrum traditioneel (en misschien ook wel ritueel) veel kritiek op kunst. Kunst is verdacht. Omdat kunst kritisch kan zijn op de heersende macht, omdat kunst voor zichzelf kan denken en niet blindelings bevelen opvolgt. Extreme partijen willen niet dat mensen zelf nadenken. Die moeten luisteren. Kunst wordt weggezet als linkse hobby of, als we iets verder teruggaan, entartet.

Maar, om het boud te stellen: waar blijft de rechtse kunst dan? Die rechtse speelfilms en documentaires mét stilistische bravoure die het standpunt van de autochtone Nederlanders laten zien? Waarom zien we die niet op de internationale filmfestivals? Met Polder, waarin een boer belaagd wordt door een milieuactivist, is in ieder geval nog geen winnaar geboren.

Het is bijna een retorische vraag en bijna een onterechte simplificatie. Ook door de hopeloos ontoereikende links-rechts-dichotomie. Toch zit er iets interessants in. Het is al vaker gezegd: film is een empathiemachine. Als een film echt is geïnteresseerd in z’n personages, ga je voor ze voelen. Polder is niet geïnteresseerd in z’n personages, die wil gewoon een pleidooi houden: kijk deze boer zielig zijn. Is iemand die ‘volgende keer een film over autochtone Nederlanders’ wil zien, echt geïnteresseerd in hun levens of wil die vooral een ideologisch pleidooi zien?

Het is natuurlijk allemaal een drogredenering. Een frame dat wordt gecreëerd door kunst te politiseren. Cinema gaat niet over links-rechts of autochtoon-allochtoon. Cinema gaat over door-iemands-ogen-kijken. Kan Niki Padidar Polder maken zoals ze All You See maakte? Kan Frederick Wiseman een film maken over het verdwijnen van de Volendamse dorpscultuur? Vanzelfsprekend. Als de pijn oprecht is, zal elke filmmaker er een verhaal in zien. Tegelijk voelt iedereen op z’n klompen aan dat over een kleinzielig, vals-nationalistisch, heimelijk racistisch verhaal geen sterke film valt te maken. Dat levert alleen propaganda op.

Dat zie je mooi in Fight Club (1999), zo vaak gekaapt door fascistoïde internettrollen. Als die film alléén het verhaal van Tyler Durden was geweest, dan zou het een lege huls zijn. Doordat het over de pijn van Edward Nortons personage gaat, dat een almachtig alter ego verzint om aan de niksigheid van z’n leven te kunnen ontsnappen, krijgt de film betekenis en bestaansrecht.