Redactioneel – juni 2023

L'exception culturelle

Pacifiction

De afgelopen weken vielen me een paar dingen op die bleven hangen. Op het eerste gezicht hebben ze misschien weinig met elkaar te maken.

Pacifiction-regisseur Albert Serra die, niet gehinderd door bescheidenheid, in een interview zegt dat het straks in de bioscoop gaat tussen hem en Tom Cruise. Thor: Love and Thunder-regisseur Taika Waititi die, gehinderd door valse bescheidenheid, beweert dat hij er niet toe doet. Want wie herinnert zich de namen van filmmakers in het licht van de eeuwigheid? Ze hadden allebei een punt.

Het festival van Cannes kwam. En ging voorbij. En die losse observaties zouden losse observaties zijn gebleven als ik me een paar dagen later niet weer eens zou ergeren aan de onzin waar jonge kinderen op YouTube naar kijken. Ik bedoel een specifieke subcategorie van onzin: verzonnen lijstjes. De tien gevaarlijkste dieren op aarde, maar dan bestaande en niet-bestaande dieren door elkaar – of een ander, even willekeurig voorbeeld.

Ik erger me niet aan de onzin of de willekeur. Onzin kan glorieus zijn. Willekeur subliem. Wat me stoort, is dat de lijstjes overduidelijk plagiaat zijn, waarbij de teksten in zulk slecht Nederlands en zo tergend monotoon worden opgelezen, dat je vermoedt dat ze door een vertaalprogramma zijn gehaald. Er is kortom geen auteur en alles is inwisselbaar voor elk ander brokje informatie.

Als je die drie observaties samenneemt, zeggen ze misschien iets over hoe we in de toekomst over auteurschap denken. En als je iets verder denkt, over verantwoordelijkheid nemen. Het sluit aan bij wat ik hier vorige maand schreef over AI.

Serra staat duidelijk voor een erkenning (en herkenning) van de auteur. Dan bedoelen we niet alleen de regisseur, maar iedereen die ervoor zorgt dat een film bijzonder en uniek is. Waititi relativeert die persoonlijke signatuur – ook al gaf hij Thor: Love and Thunder een eigen draai – en kiest daarmee bewust of onbewust de kant van het anonieme (en vaak tandeloze) vermaak.

Niet dat de eindtijd morgen aanbreekt. Het Holland Festival zet deze maand auteurs in allerlei kunsten in de schijnwerpers en ook in Cannes werd als vanouds de auteur gevierd. Toch zei ook Gouden Palm-winnaar Justine Triet in haar acceptatiespeech dat “de commercialisering van cultuur de Franse cultuur kapotmaakt”, en benadrukte ze: “Ik sta hier alleen maar voor u dankzij l’exception culturelle” (een principe in de Franse handelspolitiek die de eigen cultuur beschermt tegen de invloed van Amerikaanse massacultuur).

In Nederland wil staatssecretaris Uslu van Media en Cultuur de streamingdiensten verplichten te investeren in Nederlandse ‘audiovisuele producties’ – let op de brede woordkeuze. Dat is in vergelijking met de Franse exception culturelle een behoorlijk minimale regeling; bovendien is het voorstel dankzij lobbyisten ook nog flink afgezwakt. Het Nederlandse voorstel gaat alleen over geld. De Franse politiek verwoordt een visie die stelt dat cultuur niet zomaar vergeleken moet worden met andere commerciële producten. Is dat misschien een beter model om voor te vechten?