White Berry

Overal een buitenbeentje

White Berry

Het albinisme van de zeventienjarige Grace zet haar zoektocht naar identiteit op scherp in Sia Hermanides’ regiedebuut White Berry, dat wat meer had mogen sprankelen.

Het is vooral de geluidsband die ons in de openingsscène van White Berry naar Afrika transporteert. Een zacht geluidsbed van tsjirpende krekels en zingende vrouwenstemmen, dat ruw wordt onderbroken wanneer de vijfjarige Shawna, die albinisme heeft, door haar moeder wordt aangespoord te vluchten.

In Burundi en andere Afrikaanse landen worden door malafide medicijnmannen magische krachten toegeschreven aan lichaams­delen van mensen met albinisme. Daardoor is een lucratieve handel ontstaan en zijn ze er constant in levensgevaar. Shawna en haar familie vluchten daarom naar Nederland.

In de korte proloog in Afrika is het Shawna’s oudere broer Samuel die haar in bescherming neemt en dat doet hij nog steeds wanneer de film vervolgens springt naar hedendaags Rotterdam, waar Shawna nu Grace heet. “I’ve got the colours, she’s got the brains”, grijnst Samuel als mensen zich verbazen over het verschil in huidskleur tussen hem en zijn zus. Grace lacht er wat ongemakkelijk bij.

Grace is inmiddels een tiener en zoekt naar haar plek in de wereld. Als ze wordt opgenomen in de entourage van danser Kya, moedigt die haar aan om haar Afrikaanse roots te omarmen. Maar hoe werkt dat als je daar juist in levensgevaar was vanwege wie je bent?

Regisseur Sia Hermanides stelde in een Filmkrant-interview over haar kortfilm Afua (2019) dat ze graag meer films zou zien over “sisterhood, vrouwen die elkaar inspireren en verder helpen in plaats van elkaar beconcurreren”. Zo’n film is White Berry geworden, tot de dramaturgische wetten toch een beetje conflict vereisten. Hermanides en coscenarist Ilse Ott baseerden dit regiedebuut deels op het leven van hoofdrolspeler Latifa Mwazi, die ook een bijdrage leverde aan het scenario en de film overtuigend draagt.

Hermanides sluit in haar meer diverse blik op de Nederlandse samenleving aan bij een jonge, veelbelovende generatie Nederlandse filmmakers. Maar minder dan makers als Sam de Jong en Ena Sendijarević laat zij de belevingswereld van haar personages ook doorsijpelen in de stijl van haar film. Daarmee sluit ze meer aan bij het minder uitbundige realisme van makers als Mijke de Jong.

Dat is op zichzelf geen verkeerde keuze, natuurlijk, en Hermanides’ uitvoering overtuigt binnen de kaders van die vorm. Maar het leidt er wel toe dat White Berry net wat minder sprankelend en verrassend is dan de film had kunnen zijn. Misschien ook net wat minder eigenzinnig dan Mwazi had verdiend.