Weldi

Wanhopige zoektocht in indringende Dardenne-stijl

Na zijn droogkomische debuut Hedi presenteert Mohamed Ben Attia met Weldi een hardvochtiger opvolger, waarin hij het verhaal van een Syriëganger vertelt vanuit het onbegrip van zijn wanhopige vader.

In Nederland wordt Weldi van Mohamed Ben Attia drie weken na Le jeune Ahmed van de broers Dardenne uitgebracht, maar in Cannes ging de Tunesische film al een jaar eerder in première, in het zijprogramma Quinzaine des Réalisateurs. De vergelijking tussen de twee films dringt zich niet alleen op omdat ze eenzelfde onderwerp hebben (beide draaien om radicaliserende islamitische jongeren), maar ook omdat de broers Dardenne zich als coproducenten aan Weldi verbonden, zoals ze dat ook waren voor Ben Attia’s debuut Hedi (2016).

Weldi is de betere film van de twee. Deels omdat dit verhaal in de context van Tunesië, het enige land waar de Arabische Lente daadwerkelijk leidde tot een nieuwe democratie, een grotere maatschappelijke urgentie heeft. Naar schatting trokken de afgelopen jaren minstens zevenduizend Tunesische jongeren naar het strijdgebied, op een inwoneraantal van nog geen 12 miljoen – vergeleken met de enkele tientallen of honderden Syriëgangers waarover in Europese landen moord en brand geschreeuwd wordt.

Maar een belangrijker verschil is het perspectief dat de makers kiezen. Le jeune Ahmed volgt, zoals de titel al aangeeft, de dertienjarige Ahmed, een radicaliserende tiener in een kleine Belgische stad. In hun inmiddels vertrouwde vorm volgen de Dardennes de jongen op de voet, ook wanneer hij vanuit zijn verwrongen ideologie een lerares aanvalt. Maar juist omdat ze zo dicht bij Ahmed blijven, valt extra op dat de regisseurs (in schril contrast met hun eerdere sociaal bewogen films) hier geen greep hebben weten te krijgen op wat Ahmed beweegt of de sociale processen die zijn denken en handelen vormen. Le jeune Ahmed is gemaakt vanuit onbegrip, maar lijkt dat te willen verdoezelen.

Weldi (te vertalen als ‘mijn zoon’) stelt dat onbegrip juist centraal. In het eerste deel van de film neemt Ben Attia ruim de tijd om een gewoon gezinsleven te schetsen, dat van Riadh (Mohamed Dhrif) en Nazli (Mouna Mejri), beiden al richting de pensioengerechtigde leeftijd, van wie de levens volledig draaien om hun negentienjarige zoon Sami (Zakaria Ben Ayed).

Ben Attia staat uitgebreid stil bij het kleine drama van deze levens – Sami’s aanstaande eindexamen, zijn migraine, zijn afwezige en licht depressieve houding. Zo komt het voor zowel de kijker als deze ouders als een donderslag bij heldere hemel wanneer de jongen ineens weg is. Hij is naar Syrië, meer weten zijn ouders niet. Wat volgt is een wanhopige en soms grenzeloos naïeve zoektocht van de vader. In indringende Dardenne-stijl wordt ook hij op de voet gevolgd. Juist omdat we zijn onbegrip delen terwijl we over zijn schouders meekijken, is dat hartverscheurend.