We Need to Talk About Kevin

Bestaat het pure kwaad?

We Need to Talk about Kevin

In het huiveringwekkende We Need to Talk About Kevin toont Lynne Ramsay de verwrongen relatie tussen een misdadige tiener en zijn moeder.

Een stoot op haar neus en een beklad huis. Waarom is het nu juist moeder Eva (Tilda Swinton) die zo heeft te lijden onder die laatste destructieve daad van haar zoon Kevin (Ezra Miller)? Schichtig beweegt ze zich door de buitenwijk waarvoor ze New York heeft moeten inruilen. Ze vlucht een hoekje om als ze een bekende tegenkomt in de supermarkt en houdt zich schuil voor een schap met tomatensoep. Als ze afrekent, merkt ze dat ze toch gezien is: haar eierdoosje druipt van het eiwit, maar ze eet liever omelet met scherven eierschaal dan terug te gaan om het om te ruilen. Ze ziet het als haar persoonlijke straf.

In deze psychologische thriller, gebaseerd op de gelijknamige roman van Lionel Shriver uit 2003, laat de Schotse Lynne Ramsay (1969; Morvern Callar, 2002) de gevolgen van misdaad zien door de ogen van de moeder van de dader. Zagen we in Elephant (Gus Van Sant, 2003) en Bowling for Columbine (Michael Moore, 2002) al een analyse van wat pubers tot gruweldaden kan brengen, in deze film wordt de discussie geopend of dit aangeboren is of aangeleerd. Bestaat er zoiets als het pure kwaad?

Kevin zit vast en lijkt veilig; Eva wordt het leven zuur gemaakt. Want wat voor een vrouw moet ze zijn dat zo’n monster heeft gebaard? In flashbacks krijgen we inzicht in de verstoorde relatie tussen moeder en zoon, die elkaar al sinds de baarmoeder het bloed onder de nagels vandaan halen.

Veel in de stream-of-consciousness-achtige vertelstijl van de film duidt erop dat Eva vindt dat ook zij schuldig is aan de daden van Kevin. En anders wil de maatschappij haar dat nog wel even inpeperen. De vernederingen van haar omgeving ziet ze als een persoonlijk vonnis.

Onbetrouwbaar
Tilda Swinton schittert in die rol, met haar vreemde, onbewogen gezicht. Kevin wordt vertolkt door Ezra Miller, die zich bewees in Afterschool (Antonio Campos, 2008), waarin zich ook een schooltragedie afspeelt. Zijn mysterieuze emo-uiterlijk past bij hem, maar zijn donkere blikken worden op den duur een trucje: steeds opnieuw is zijn gezicht naar beneden gericht en priemen zijn ogen doordringend vanonder zijn donkere wenkbrauwen. Veel sprekender is zijn ontmoeting met Eva als ze voor het eerst in de gevangenis op bezoek is. Daar zien we hem in extreme close-ups van mond en vingers één voor één zijn nagels afbijten, die hij op een keurig rijtje legt.

Ramsay weet mooi te balanceren tussen die vervreemdende extreme close-ups en de onscherpte van Eva’s herinnering. Tegelijkertijd benadrukt die aanpak in combinatie met de flashbacks en gestileerde omgeving de onbetrouwbaarheid van haar verhaal. Of haar zoon nu echt zo manipulatief is en haar echtgenoot (John C. Reilly) zo naïef, blijft dus onduidelijk. Ramsay raakt de essentiële kwestie die ons bewust of onbewust bezighoudt bij elk drama dat we in de kranten lezen. Want bij Columbine, de Twin Towers of het Noorse eiland Utøya denk je altijd: wat zou ik doen als dit mijn kind was?