Une belle course
Een laatste rit langs verdwenen tijd
Een 92-jarige Française maakt met een taxichauffeur een laatste rit naar het verpleeghuis langs plekken en momenten die voor haar belangrijk waren.
Dany Boon kennen we vooral van komische rollen en het is verfrissend om hem in een wat serieuzere rol te zien. In Une belle course speelt hij Charles, een Parijse taxichauffeur die, zoals hij een klant vertelt, al twintig jaar zes dagen per week werkt voor zijn vrouw en dochter, maar ze daardoor nooit echt te zien krijgt.
Op de dag dat we hem treffen, pikt hij de 92-jarige Madeleine Keller op. Ze moet naar een verpleeghuis – of Charles nog even naar de plek wil rijden waar ze opgroeide. Met tegenzin stemt hij in. Haar barrage van vragen naar zijn privéleven (“Herinnert u zich uw eerste echte kus nog?”) irriteert hem, maar soit.
De eerste keer dat hij zijn schild enigszins laat zakken, is als ze naar de plek gaan waar Madeleine’s vader door de nazi’s werd geëxecuteerd. Hoe meer ze over zichzelf vertelt, hoe turbulenter haar leven blijkt te zijn geweest. Af en toe serveert de film een flashback, maar het zijn vooral de gesprekken tussen Charles en Madeleine die het verhaal voortstuwen. Hoe meer zij prijsgeeft, hoe meer ook Charles over z’n leven vertelt.
Het is niet moeilijk om te zien dat Une belle course uit hetzelfde hout is gesneden als Intouchables: een buddy movie waarin een relatie ontstaat tussen twee personages die aanvankelijk niet lijken samen te gaan. Ook al laat het verloop van de film zich eenvoudig voorspellen, inclusief het enigszins cynische einde (daarover zo meer), er zitten wel oprechte momenten in. Zonder te verklappen wat Madeleine allemaal heeft meegemaakt en zonder een open deur in te trappen: het is wel weer verwonderend om te ontdekken hoeveel geschiedenis er schuilgaat achter al die gezichten waar we op straat aan voorbijlopen. Hoe de tijd grote historische momenten klein maakt en uiteindelijk alles aan het zicht onttrekt.
Voor een deel van het publiek zal de film een ontroerend en onschuldig einde hebben. Maar de transactionele aard ervan – Charles wordt beloond voor zijn dag met Madeleine – is ook ontegenzeggelijk cynisch: voor wat, hoort wat. Het is niet dat je het Charles niet gunt, maar het reduceert een mooie menselijke interactie tot een ruil. Nog cynischer is misschien dat je het als kijker ook verwacht: we zijn getraind om zo te denken.
Maar stel je het alternatief voor: een man geeft een oude vrouw een van haar laatste mooie herinneringen en ze nemen afscheid. Allebei zijn ze een ervaring rijker. Fin.