The Singing Club

Zingen tegen de zorgen

De vrouwen van uitgezonden militairen verdrijven angst en verveling door samen te zingen, in een even lieve als conventionele feelgoodkomedie.

Allemaal anders, samen één: er begint een heus Brits subgenre binnen de feelgoodkomedies te ontstaan, met The Full Monty (1997) als start- en The Singing Club (2019)als voorlopig eindpunt. Tussendoor waren er nog de Calendar Girls (2003) en de Fisherman’s Friends (2019): allemaal warme films over gewone mensen die hun sores te boven komen met een gezamenlijke hobby. De werkloze mannen uit The Full Monty werden strippers, de Calendar Girls poseerden naakt ten bate van de kankerbestrijding en de Fishermen bezongen in hun shanties de onberekenbare zee.

De vrouwen uit The Singing Club vervelen zich aanvankelijk vooral: als partners van naar Afghanistan uitgezonden beroepsmilitairen zijn ze achtergebleven in het quasi-­dorp van een legerbasis, met één winkel, identieke huizen en straffe bewaking bij de poort. En dan maar wachten, de angst voor slecht nieuws wegslikken (of -drinken) en de kinderen zo normaal mogelijk opvoeden. In Groot-Brittannië en de overzeese gebieden is zo een netwerk van 75 vrouwenkoren ontstaan; in 2011 behaalden de Military Wives, zoals ook de oorspronkelijke titel van deze losjes op de werkelijkheid gebaseerde film luidt, zelfs de fel begeerde Christmas Number One.

Regisseur Peter Cattaneo (van The Full Monty) kleurt keurig binnen de lijntjes: we zien hoe een strenge en een rebelse dame met vallen en opstaan samen een amateurkoor oprichten, culminerend in een uitverkocht optreden in de Royal Albert Hall. Ruzies worden bijgelegd, iedereen wordt elkaars beste vriendin en het koor klinkt uiteindelijk als een klokje.

Een paar pluspunten geven de film toch behoorlijk wat charme. Zo wordt er tot aan de grote slotshow wel aanstekelijk, maar niet echt goed gezongen; de actrices repeteerden zo min mogelijk en klinken daardoor aandoenlijk onvast en ijl. Kristin Scott Thomas en Sharon Horgan acteren lekker losjes, de rest van het ensemble improviseert van alles op de achtergrond. En de knagende ongerustheid die over alles heen hangt, wordt wel degelijk voelbaar. Vooral Greg Wise en Kristin Scott Thomas overtuigen als officiersechtpaar met een jong gesneuvelde zoon: we kennen de jongen niet, maar als je hoort dat hij zijn autootje ‘Joe’ noemde en zichzelf ‘The Shite Rider’, ja, dan mis je hem ook.

Over het nut van militaire missies of de voor niet-ingewijden onbegrijpelijke ambitie van beroepsmilitairen rept de film met geen woord. Accepteren en afwachten, iets anders zit er niet op.