The Net

Provocerende politieke satire uit Zuid-Korea

Een Noord-Koreaanse visser drijft per ongeluk over de grens naar Zuid-Korea. Spion, overloper of domme pech? Kim Ki-duk onderzoekt in The Net de grens tussen Noord- en Zuid-Korea. En nog een paar andere pijnpunten van zijn land.

Met films als Spring, Summer, Fall, Winter… and Spring Again (2003) en Moebius (2013) onderzoekt de Zuid-Koreaanse filmmaker Kim Ki-Duk (1960) al ruim twintig jaar de grenzen van lichamelijkheid, seksualiteit en spiritualiteit. Hij doet dat op een provocerende manier. Denk maar aan de vishaakjes in zijn poëtische maar wrede doorbraakfilm The Isle (2000). Bij de productieve regisseur (23 films sinds 1996) is het lichaam niet heilig. Het is iets dat net zo zeer vereerd  als begeerd of geschonden kan worden. In een interview met de Filmkrant over The Bow zei hij in 2005 dat hij seks wilde benaderen “zonder maatschappelijke restricties.” In die zin is de openingsscene van The Net (Geumul) bepalend voor wat volgt. Dat blijkt als de arme Noord-Koreaanse visserman Nam Chul-woo met zijn vrouw vrijt, terwijl een portret van de grote leider Kim Jong-un hem in de slaapkamer indringend aanstaart. Het privédomein is hier altijd politiek.

In The Net verruilt Kim Ki-Duk zijn seksuele provocaties grotendeels voor politieke. Nam Chul-woo schudt de boel op door per ongeluk met zijn vissersbootje van Noord- naar Zuid-Korea te drijven. Daar wordt hij gezien als spion of overloper, nooit als een onschuldig man met motorpech. Kim creërt zo telkens een conflict tussen het persoonlijke en het politieke: Chul-woo probeert letterlijk zijn ogen gesloten te houden in Zuid-Korea zodat hij meer kans heeft om terug te mogen keren naar zijn familie in Noord-Korea. Ondertussen probeert de Zuid-Koreaanse staat  hem te bevrijden van zijn communistische overtuigingen door hem middenin in een drukke winkelstraat in Seoul los te laten.

Kim kiest het perspectief van de Noord-Koreaan om zijn eigen land met nieuwe ogen te zien. Onrustige en onscherpe handheld shots visualiseren wat de winkelstraat met de communistische visser doet. Opgejaagd poogt hij te vluchten hij van een politiek-economisch systeem waar hij niet uit kan ontsnappen. Alleen de mensen die hij tegenkomt, een prostituee, een agent en een vrouw in een noedelrestaurant, laten hem inzien dat Zuid-Korea geen verzamelplaats van het kwaad is. Samen met de agent die hem in de gaten moet houden, filosofeert hij zelfs even over verzoening tussen Noord en Zuid.

Kim laat echter zien dat zulke dromen teniet worden gedaan door politieke structuren. Net als in Moebius zit er een feedbackloop in The Net: terug in Noord-Korea ondergaat Nam Chul-woo precies dezelfde ontmenselijkende behandeling als in Zuid-Korea. Ook daar wordt immers in grenzen gedacht. Zodanig dat politieke verandering onmogelijk lijkt.

Wanneer Nam Chul-woo weer bij zijn familie is, lukt vrijen niet meer. Als het ware gecastreerd begraaft de verslagen visser zich in de boezem van zijn vrouw. Ondertussen staart het portret van de grote leider hem nog even indringend aan.