The Intruder

Hoe geweld de norm werd

How I Made A Hundred Movies in Hollywood and Never Lost a Dime: de titel van Roger Cormans autobiografie klopt niet echt. De koning van de B-films maakte méér dan 100 films en eentje maakte wel verlies: zijn anti-haatpamflet The Intruder, een pareltje van mise-en-scène en visuele cinema.

Begin jaren zestig leek niets fout te kunnen gaan voor de Amerikaanse koning van de B-films Roger Corman. Hij draaide snel en goedkoop films die steevast commerciële hits werden. Het bracht hem ertoe zich met gezonde overmoed en volle energie op een even persoonlijk als politiek project te storten: The Intruder, een film die het thema van raciale integratie in een school in de Amerikaanse Zuidelijke Staten op directe wijze aanpakte.

In de film verzet een vertegenwoordiger van een lobby zich tegen de desegregatie door in kleine gemeenschappen raciale conflicten uit te lokken. Samen met auteur Charles Beaumont vertaalde Corman diens verhaal naar een script dat nadrukkelijk wijst op de gevolgen van haat, intolerantie, polarisering en massahysterie. Corman koos voor een neorealistische stijl met contrastrijk zwart-wit, locatieopnamen en lokale figuranten. Plus een toen nog onbekende William Shatner (Star Trek) die een angstaanjagende protagonist neerzet.

Dat resulteerde in een beklemmende, akelige sfeer en bewogen opnamen: na het filmen van een KKK-kruisverbranding verliet de filmploeg halsoverkop Missouri. Wanneer Shatner tijdens een opruiende speech “This country shall be free and white” roept wordt hij fel toegejuicht door de massa en voel je dat dit uit het hart van de toehoorders komt. Het geeft aan hoe diep het rassenconflict verankerd was. Corman vat de spanningen en de tijdsgeest perfect en lijkt wel een visionair die het racistische geweld van de sixties tot nu voorspelt en duidt.

“Weinig mensen wisten hoe moeilijk de rassenkwestie toen lag”, zegt Corman in een bonusinterview, “het geeft aan dat de vooruitgang maar gedeeltelijk is, het probleem is niet opgelost. Er is nog een lange weg te gaan.” Corman haalde “artistieke voldoening uit The Intruder” maar was teleurgesteld dat het zijn eerste en enige commerciële flop werd. Hij trok er lessen uit: “Na The Intruder maakte ik nog enkel films die werkten op twee niveaus. Aan de oppervlakte zijn ze puur entertainment, opwindende genrefilms, maar onderliggend is er steeds een diepere betekenis. Ook al is die soms enkel persoonlijk.” Zo zou Corman nog wel de geest van mei ’68 vangen in films als The Wild Angels en The Trip, maar de regisseur verdween achter de producent van amper veredelde B-films. Hoe jammer dat is bewijst The Intruder, een pareltje van mise-en-scène en visuele cinema. Maar vooral een krachtig drama dat Amerika een spiegel voorhoudt en toont hoe angst, geweld en racisme de norm kunnen worden.