The Assistant

Als niets Hem maar ontrieft

De gevierde documentairemaker Kitty Green toont in haar eerste speelfilm The Assistant een scherp oog voor de monotonie van machtsmisbruik door een Weinstein-achtige figuur.

Het eerste wat we Jane zien doen is het kantoor van haar baas schoonmaken. Lege whiskyglazen uitspoelen, een achtergelaten sieraad wegwerken, vlekken van de bank poetsen. Ze is een van de drie assistenten van een hoge pief bij een filmproductiebedrijf in New York. Omdat ze de jongste is, of misschien omdat ze de enige vrouw is, is het haar taak om iedere ochtend belachelijk vroeg aanwezig te zijn en de rotzooi op te ruimen.

De Australische regisseur Kitty Green maakte furore met de documentaires Ukraine Is Not a Brothel (2013) en Casting JonBenet (2017). In haar fenomenale speelfilmdebuut The Assistant, een #MeToo-verhaal rond een Weinstein-achtige figuur, toont ze een scherp oog voor de monotonie van misbruik. Het kantoor waar Jane (Julia Garner) werkt is op een bijna agressieve manier karakterloos. Grijze bureaus; grijze archiefkasten; grijs tapijt. Grijze filmposters in grijze lijsten aan grijze muren. Het klinkt er zelfs grijs: geen muziek of geroezemoes, maar alleen het zachte gezoem van computers en het kopieerapparaat. Niets mag opvallen, iedereen werkt met gebogen hoofd, gesprekken worden gevoerd op fluistertoon­ — alles om maar te voorkomen dat iets Hem ontrieft.

Hem en Hij, dat is de baas—de hoofdletter is steeds hoorbaar als er over Hem wordt gesproken. Hij komt de hele film lang niet in beeld en wordt nergens bij naam genoemd; Hij is gewoon Hij. Ook de andere personages blijven overigens naamloos; dat Jane zo heet, weten we alleen dankzij de eindcredits. Haar kamergenoten blijven ook in die credits slechts ‘Male Assistant 1 & 2’. Het is tekenend voor de ontmenselijking van het kantoorleven; deze individuen zijn gereduceerd tot radertjes in een eindeloos doordraaiende machine.

The Assistant is geen film over misbruik — al is volkomen duidelijk dat Hij in dat kantoortje dingen uitspookt die niet door de beugel kunnen. Maar de film gaat niet over Hem; hij gaat over de mensen in de zijlijn, de mensen die toekijken, uit zelfbescherming of onmacht, en daarmee medeplichtig worden — assistenten in het misbruik. Zelfs als Jane wel probeert zich uit te spreken, stuit ze op een breed scala aan bagatellisering: ze wordt weggewuifd, genegeerd, tegengesproken, terzijde geschoven. De machine duldt geen zand in de raderen.

Het ergst is waarschijnlijk nog de achteloosheid waarmee het allemaal gebeurt. Elk individueel moment is op zichzelf genomen niet zo problematisch. Het is een opeenstapeling van microagressies, details, terzijdes, vermoedens. Juist omdat alles zo diffuus is, komt Greens zelfverzekerde film aan als een mokerslag.