Tár

Anti-cancelcultuur-film

Tár

In de derde speelfilm van Todd Field wordt de succesvolle, charismatische dirigent Lydia Tár (Cate Blanchett) geconfronteerd met haar machtsmisbruik. De kracht van Tár is dat de kijker zelf over haar mag oordelen. Daarmee is het verbluffende psychologische drama tegengif voor zwart-witdenken.

“Tijd is het essentiële stukje van interpretatie”, zegt dirigent Lydia Tár (een fenomenale Cate Blanchett) in een Q&A met The New Yorker-schrijver Adam Gopnik (die zichzelf speelt) in een van de eerste scènes van Tár. Ze heeft het over de taak van de dirigent om muziekstukken te interpreteren. Maar haar uitspraak slaat op alle vormen van interpretatie, niet in de laatste plaats die van Tár zelf.

De derde speelfilm van Todd Field (In the Bedroom, 2001; Little Children, 2006) wordt alom beschreven als een cancelcultuurfilm. Maar het feit dat we dit gelaagde portret van de ondergang van een succesvolle vrouw in de eerste plaats als een film over cancelcultuur zien, is vooral een weerspiegeling van de tijd waarin wij leven.

Verantwoordelijkheid
Die interpretatie ligt eigenlijk helemaal niet voor de hand. Hoewel Lydia uiteindelijk uit de gratie valt, wordt ze nooit gecanceld: ze verliest dan wel haar baan, maar krijgt ook een nieuwe aangeboden. Bovendien komt het gevolg van haar handelen, het ‘cancelen’, pas laat in de film; voor het leeuwendeel volgt de film Lydia terwijl ze haar werkzaamheden uitvoert als hoofd van een toonaangevend orkest.

En toch gaat Tár ook over cancelcultuur. In ieder geval speelt de film met de sentimenten die daarbij horen. Je zou het een anti-cancelcultuur-film kunnen noemen in de zin dat de film bewust ingaat tegen de onderliggende mechanismen van ‘cancelen’, waarbij het vaak niet gaat om verantwoordelijkheid, maar om het in de ban doen van een ander om onszelf moreel te zuiveren.

Tár is genuanceerd. De film houdt zich niet bezig met het zwart-witdenken dat nodig is om iemand te cancelen, maar draait om kwesties als actualisatie, verantwoordelijkheid en inkeer. De film gaat niet zozeer over hoe de wereld Lydia afwijst, maar meer over Lydia’s langzame realisatie van deze afwijzing en het verantwoordelijkheidsgevoel dat daarbij komt kijken. De film volgt de ontwikkeling van het (zelf)bewustzijn van Lydia, die in de voorlaatste scène symbolisch met haar handelen wordt geconfronteerd en prompt moet overgeven. Accurater is het dus om Tár te omschrijven als een film over macht, gezien vanuit het perspectief van degene die deze macht heeft – en uiteindelijk verliest.

Spraakverwarring
Lydia Tár is de eerste vrouwelijke dirigent bij het Berliner Philharmoniker. Ze is op de toppen van haar kunnen: ze is het onderwerp van een lovend portret in The New Yorker, werkt aan een boek over zichzelf, componeert een muziekstuk en dirigeert Mahlers Vijfde. Maar wanneer haar assistent steeds wanhopiger e-mails krijgt van een voormalig collega, begint Lydia’s succesvolle leven langzaam te ontrafelen.

Zoals dat gaat voor een vrouw van de muziek wordt dat als eerste duidelijk in het geluid. Lydia wordt geteisterd door auditieve hallucinaties van schreeuwende vrouwen. Tegelijkertijd wordt ze alsmaar gevoeliger voor alledaagse geluiden, zoals het gebrom van de koelkast of de schrille bel van de buren. Het gebruik van geluid is voortreffelijk in Tár. De soundscape is relatief ingetogen, waardoor Lydia’s hallucinaties harder binnenkomen.

Tár speelt op nog een andere manier met geluid. In plaats van het woord ‘notalgie’ (rugpijn) hoort Lydia ‘nostalgie’. En als ze het woord ‘misogamie’ (de afkeer voor het huwelijk) zegt, wordt dat door haar gesprekspartner verstaan als ‘misogynie’. Tár gaat over spraakverwarring – de titel is een woordspeling op tar, het Engelse woord voor ‘pek’, en roept daarmee associaties op met de publieke foltering van tarring and feathering, ofwel ‘pek en veren’. Op een prachtig subtiele manier laat Field zien hoe gemakkelijk we dingen misinterpreteren. Hoe we van iets onbekends – het woord notalgie, bijvoorbeeld – iets bekends maken.

Schijnwerpers
Vroeg in de film zien we Lydia een gastles geven aan een groep dirigentstudenten aan het prestigieuze Juilliard in New York. Als ze aan student Max vraagt of die bekend is met het werk van Bach, antwoordt Max dat die niet geïnteresseerd is in het werk van witte cis mannen. Ze raken in een verhitte discussie, waarin Lydia de scheiding tussen kunstenaar en kunst verdedigt. Als een video van die les tegen het einde van de film op sociale media verschijnt, wordt Lydia door haar werkgevers op het matje geroepen. Verknipt en uit context gerukt toont de video haar als een gevaarlijke maniak die haar leerlingen ongepast aanraakt en beledigende woorden schreeuwt.

De kracht van Fields scenario en regie is dat het meteen duidelijk is dat de video de zaken verdraait, maar dat de film zijn hoofdpersonage daarbij niet excuseert. Field heeft zeker oog voor Lydia’s zachtaardige momenten, zoals wanneer ze kalme muziek opzet om de hartslag van haar vrouw, die een hartaandoening heeft, naar beneden te krijgen. Maar hij toont Lydia ook als een manipulatief persoon die geniet van de schijnwerpers en maar al te graag aanbeden wil worden, vooral door de jonge vrouwen in het orkest.

Deze twee kanten van haar persoonlijkheid komen naar voren in een veelzeggende scène op een schoolplein. Als haar dochtertje Petra blijkt te worden gepest door een klasgenootje, zoekt Lydia de pestkop op. Ze gaat op haar hurken voor het meisje zitten en gebiedt haar met een zware, dreigende toon haar kind met rust te laten. Het is een mooi moment, waarin Lydia opkomt voor haar dochter, die geen vrienden heeft. Maar het is ook een beangstigend moment, waarin Lydia een jong kind intimideert en bedreigt: “Als je dit aan een volwassene vertelt, zullen ze je niet geloven.”

Hypocrisie
Eén hand van de dirigent (de rechter) geeft het tempo aan. De andere is verantwoordelijk voor de dynamiek. Op een manier die doet denken aan de twee los van elkaar bewegende handen van de dirigent functioneert Tár als een oefening in het tegelijkertijd voor waar houden van twee dingen. Dat kunnen, is een teken van emotionele volwassenheid. Het is ook een teken van hypocrisie. De film valt in de eerste categorie, zijn hoofdpersoon in de tweede.

Lydia is niet het een of het ander, maar beide tegelijk: ze is een geniale dirigent die anderen gebruikt; ze is zorgzaam en hardvochtig; ze helpt jonge musici met hun carrière en geeft alleen om zichzelf. Als rijke, lesbische dirigent is ze zowel een symbool van de elite als onderdeel van een gemarginaliseerde groep.

Het wringt in Tár. Field, die met Little Children de kijker dwong tot empathie met zedendelinquent Ronnie, gaat verder dan de ingebakken opvattingen over goed en fout. Met zijn zorgvuldig opgebouwde, detailrijke verhaal dwingt hij ons om Lydia’s menselijkheid te overwegen. Ze wordt niet categorisch als slecht verbeeld. We horen eerst over Lydia’s genialiteit, zien haar daarna als liefdevolle echtgenoot en zijn dan getuige van haar bevlogen leiderschap, voordat we haar nare kanten leren kennen.

In Tár wordt de sluier der onwetendheid langzaam afgenomen. Stukjes informatie worden onthuld in droomscènes, blootgelegd in bijzinnen en getoond via oude correspondentie. Als we eindelijk beseffen wat Lydia precies heeft gedaan, hebben we al dagen met haar doorgebracht. Haar acties zijn daarom niet bepalend voor haar identiteit, juist omdat we ons al ten dele met haar identificeren.

Overmoed
Dat wil niet zeggen dat Field nooit over zijn personages oordeelt. Maar de kracht van Tár is dat de kijker zelf conclusies mag trekken. We zien hoe Lydia wordt veroordeeld met de moraal van haar samenleving, maar we worden ook aangemoedigd haar te beoordelen volgens haar eigen moraal. Lydia vindt bijvoorbeeld dat we de identiteit van componisten buiten beschouwing moeten laten als we hun muziek beoordelen – dat we, kortom, de kunstenaars moeten scheiden van hun kunst. Zo gaat dat ook bij orkesten: tijdens audities wordt een gordijn geplaatst tussen podium en tribune, waardoor de spelers van de jury worden gescheiden en hun identiteit kan worden gewaarborgd. En toch is het juist Lydia die, door stiekem naar de schoenen van de auditanten te kijken, de jonge, aantrekkelijke speler Olga identificeert die ze eerder in de openbare wc’s ontmoette, en haar cijfer heimelijk verandert zodat zij aangenomen zal worden.

Tár is een gelaagde en nauwkeurige studie van een vrouw die haar leven uiteen ziet vallen door dezelfde overmoed die haar zo succesvol maakte. Field schetst Lydia als een machtsdronken vrouw. Dat is in mindere mate kritiek op haar karakter dan op de corrumperende invloed van macht zelf.