Solitude

Goedertieren en lankmoedig

Solitude

Bescheiden feelgooddrama over de vriendschap tussen een oudere man en zijn tienjarige overbuurjongen.

Zonder ook maar een seconde te aarzelen stapt Gunnar – een op een afgelegen IJslandse boerderij wonende, oudere vrijgezel – tot over zijn enkels in het water om een ambtenaar te helpen die met zijn auto is vastge­lopen op een ondergelopen landweg. Als dank krijgt de zwijgzame Gunnar van diezelfde, vlot babbelende ambtenaar-in-­pak een aanzegging overhandigd dat de staat zijn land onteigent en hij dient te vertrekken.

Ziedaar de kloof tussen ‘ouderwetse’, vanzelfsprekende hulpvaardigheid en de formele, onthechte houding van de moderne ‘ontwikkelde’ mens, waarover deze bescheiden opgezette parabel gaandeweg óók blijkt te gaan.

Want op het eerste plan staat de vriendschap die ontstaat tussen Gunnar en zijn nieuwe, tienjarige overbuurjongen Ari in Reykjavik, waar Gunnar na zijn vertrek een benedenappartementje in een grijs woningblok heeft gekocht. Eerst bezorgt de rossige, sproetige jongen hem ongevraagd en koppig de krant, zelfs nadat Gunnar zijn brievenbus dichtspijkert. Later komt Ari over de vloer als hij zijn huissleutel is vergeten of zijn gescheiden ouders om een oppas verlegen zitten. Er worden kleine genoegens gedeeld: een potje schaak, een ovenpizza, headbangen op een hardrocknummer. Vriendschap is je in elkaar herkennen, samen optrekken, elkaars wereld tot leven brengen.

Dit regiedebuut van Ninna Pálmadóttir werd geschreven door Rúnar Rúnarsson, de regisseur/scenarist van het sterk gestileerde Echo (2019), dat de tragikomische schoonheid toonde van menselijkheid in een gemechaniseerde samenleving, en When the Light Breaks (2024), een licht absurdistische film over rouw. Ook Solitude (Einvera) pendelt qua toon tussen observerend en droogkomisch.

We bezien het leven in de stad veelal met Gunnars plattelandsblik. Naast zijn overleden ouders en een geëmigreerde neef staat er bij Gunnar op de plank een portret van zijn beste vriend: een wit IJslands paardje. Het zijn dit soort aandoenlijke absurditeiten en pleziertjes die Solitude zo sympathiek maken. De stroef-naïeve Gunnar is “een beetje maf”, zoals Ari zegt. Terwijl Gunnar en Ari elkaar om de haverklap ‘toevallig’ tegenkomen, is de buitenwereld steeds op de achtergrond aanwezig in nieuwsberichten en straatprotesten over een afgewezen asielaanvraag. Dat past allemaal net iets te mooi.

In dit licht sentimentele speelfilmdebuut mag ‘solitude’ in de volle, breedste herkomst van de betekenis van het woord worden opgevat: solo zijn, celibatair en uniek, maar ook in de betekenis van grond onder de voeten hebben en jezelf kunnen zijn. Zowel Gunnar als Ari zijn enig kind, beide one of a kind. En dat geldt ook voor hun vriendschap, die drijft op ‘klassieke’, onbevangen menselijkheid. Het soort open liefde die goedertieren (zachtaardig) en lankmoedig (geduldig) is. Solitude vormt een portret van een onbedorven ziel en een onbaatzuchtige vriendschap in een calculerende maatschappij waar altruïsme op wantrouwen stuit.