Rifkin’s Festival

Woody Allen op de automatische piloot

Rifkin’s Festival

Het in San Sebastian gefilmde Rifkin’s Festival laat zich omschrijven als een weinig amusante film over een gepensioneerde zuurpruim wiens huwelijk op springen staat. De nieuwste film van Woody Allen is een herhaling van zetten.

Op de valreep besluit pensionado Mort Rifkin (Wallace Shawn) zijn vrouw, filmpublicist Sue (Gina Gershon), te vergezellen tijdens een verblijf op het filmfestival van San Sebastian. De oud-filmdocent twijfelde: eigenlijk wil hij aan zijn roman werken en bovendien zijn filmfestivals passé, vindt hij. In de voice-over van Rifkin’s Festival, de 49ste film van Woody Allen, mijmert Rifkin vervolgens over de tijd dat hij nog lesgaf aan de universiteit, toen film nog werd beschouwd als een onvervalste kunstvorm. Ook filmcritici krijgen er even later van langs: “Die zien overal kunst in.” En hedendaagse filmmakers wagen zich niet meer aan de existentiële angsten, “de vragen die ertoe doen”, maar belichten juist het triviale.

Filmmaker Philippe (Louis Garrel) is hier een mooi voorbeeld van. Sue’s belangrijkste cliënt maakt in de ogen van Rifkin pretentieuze prullaria. Philippe is niettemin ongekend populair. Tijdens een persmoment op het festival verklaart hij dat zijn volgende film over het conflict in het Midden-Oosten zal gaan en de problematiek aldaar zal verhelpen. Het zijn grote ambities van een man die voortdurend clichés uitspuwt als “de zee is de laatste plek waar je als mens echt vrij kunt zijn”. Maar hij komt ermee weg, iedereen is dol op hem, inclusief Sue, die gaandeweg een relatie met de veel jongere kunstenaar wel ziet zitten.

Garrel speelt de karikatuur van de succesvolle macho die in bijna elke film van Woody Allen acte de présence geeft. Philippe is knap maar onuitstaanbaar en ook een beetje dommig. Bij Rifkin, overduidelijk een exponent van Allen, ontbreekt het juist aan sexyheid. Hij moet het hebben van zijn intelligentie, humor en zure sarcasme. Maar op elk potje past een dekseltje, en ook Rifkin ziet mogelijkheden tot een affaire. De hypochonder die naar eigen zeggen lijdt aan een hartkwaal treft in dokter Jo (Elena Anaya) een potentiële zielsverwant, die óók nog eens de oeuvres van Godard en Truffaut waardeert.

Maar in welke dimensie vallen types als Jo of Sue voor een manipulatieve zuurpruim als Rifkin? Allens scenario lijkt meer een soort weerspiegeling van zijn ultieme natte droom: een man zijn die ondanks zijn nare gezever geliefd en bemind wordt door een veel jongere vrouw. Rifkin’s Festival verschilt in dat opzicht nauwelijks van wat Allen al deed in Manhattan (1979). Het is meer van hetzelfde, Allen op de automatische piloot. De schaarse hoogtepuntjes in de film zijn de in zwart-wit geschoten droomscènes waarin Rifkins onderbewustzijn wordt verbeeld in de stijl van zijn favoriete films, van Jules et Jim (François Truffaut, 1962) tot Persona (Ingmar Bergman, 1966). Hier laat cameraman Vittorio Storaro (Apocalypse Now, 1979) zien wat hij nog in huis heeft.