Psycho (Gus Van Sant)

Een duivels experiment

Marion Crane (Anne Heche) wederom temidden van knirsende vogelgeluiden

Op het moment dat bekend werd dat Gus Van Sant een remake ging maken van Hitchcocks Psycho (1960), waarbij het de bedoeling was de horrorklassieker beeld voor beeld te kopiëren, was de controverse geboren. Waarom zou je in godsnaam een exacte replica maken van een van de meest besproken, meest geciteerde en meest invloedrijke films aller tijden?

Wat bezielt de man die eind jaren tachtig, begin jaren negentig met films als Drugstore cowboy en My own private Idaho tot de iconen van de onafhankelijke Amerikaanse cinema werd gerekend? Zou Gus Van Sant na het Oscar-winnende en toch tamelijk brave Good Will Hunting definitief gevallen zijn voor het grote publiek en het grote geld? De geschiedenis leert dat je in het geval van een door een grote Hollywoodstudio vervaardigde remake op je hoede moet zijn. Daarbij komt dat die enkele geslaagde remake het origineel niet zozeer kopieert, maar eerder gebruikt als basis voor een originele, al dan niet eigentijdse herinterpretatie zoals dat onlangs het geval was bij Andrew Davis’ A perfect murder, geïnspireerd op Hitchcocks Dial M for murder.

In een niet eerder vertoond en tamelijk duivels experiment neemt Van Sant de term remake echter letterlijk. Het betekent dat hij niet alleen het oorspronkelijke scenario, geschreven door Joseph Stefano, op de voet volgt, maar dat hij ook de wijze waarop Hitchcock het script achtendertig jaar geleden vorm gaf, kopieert. Zoals nu is gebleken, niet zo zeer beeldje na beeldje, maar wel zeer nauwkeurig scène na scène. Van Sant riep daarvoor de hulp in van niemand minder dan Christopher Doyle, de Australiër die eerder verantwoordelijk was voor het opvallende camerawerk van Wong Kar-wai’s Chungking express en Happy together. Waarschijnlijk uit voorliefde voor het experiment zal hij zich samen met Van Sant in het keurslijf van de letterlijke remake hebben gehesen.

Knieval
Het is een behoorlijk vervreemdende ervaring om zo’n nagenoeg exacte kopie van Psycho te zien, compleet met Bernard Herrmann-score en Saul Bass-titels. Het kleurenpalet van Doyle heeft de zwart-wit fotografie echter vervangen en de wereldberoemde cast moest natuurlijk worden verruild door een hedendaagse, met een frisse Anne Heche in de Janet Leigh-rol en een wat aanstellerige Vince Vaughn in de rol van Anthony Perkins. De kenners kunnen daarbij enkele kleine aanpassingen signaleren die in zekere zin in de geest van Hitchcock zijn gemaakt. Zo maakt Van Sant gebruik van een helikopter-shot dat Hitchcock graag had willen gebruiken, maar dat in zijn tijd nog niet erg gangbaar was. En waar Hitchcock aan het einde van de preutse jaren vijftig slechts kon hinten naar Norman Bates’ seksuele obsessies, daar komt Van Sant met een expliciete masturbatiescène op de proppen.

In feite zijn het deze kleine aanpassingen die de nieuwe Psycho zo halfslachtig maken. Van Sant wil het experiment aangaan en als ode aan Hitchcock een letterlijke remake maken, maar tevens is hij bereid om hier en daar een knieval naar deze tijd te maken. Dat hij daarbij zo voorzichtig te werk gaat, strookt niet met de opvattingen die Hitchcock zelf over het fenomeen van de remake had. De meester was een voorstander van het maken van remakes, maar ging daarbij heel wat radicaler te werk dan zijn leerling Van Sant. Het ultieme voorbeeld is het spionage-avontuur The man who knew too much uit 1934, een Britse film waarover hij ruim twintig jaar later nogal ontevreden was en zo deed hij in 1956, onder dezelfde titel, een hele nieuwe Amerikaanse versie verschijnen.

Droom
Dat de nieuwe Psycho verder best te genieten valt, is te danken aan het vakmanschap van Van Sant en Doyle én aan het optreden van William H. Macy die een van zijn mooiste rollen speelde als de frauduleuze autohandelaar Lundegaard in Fargo en die hier tijdens zijn relatief korte optreden als privé-detective Arbogast, compleet met gleufhoed en onderzoekende blik, het verzamelde acteursensemble het nakijken geeft.

Blijft de vraag waarom Van Sant zich al die moeite getroostte. De doorgewinterde fans spreken van heiligschennis en het is maar de vraag of een nieuwe generatie horrorfanaten, vertrouwd met de grappen en het tempo van Scream, deze kloon zal waarderen. Wel voorstelbaar is, dat Van Sant en Doyle, beiden gehecht aan het experiment, tijdens de voorbereidingen en de opnamen de tijd van hun leven hebben gehad. Op kosten van een grote Hollywoodstudio mochten ze even in de huid van Hitchcock kruipen en de droom van een filmstudent in werkelijkheid beleven.