Predator: Badlands
Predator maakt een grapje
Predator: Badlands
In Predator: Badlands maakt Dan Trachtenberg, die eerder het fijne Prey afleverde, de Predator menselijk. Dat blijkt een grote fout.
De Predator-franchise leek op sterven na dood toen in 2022, schijnbaar uit het niets, Prey verscheen. Een sterke survivalthriller die het bij het elementaire hield: mens tegenover moordmachine. Het succes van die film gaf de makers de kans de franchise verder uit te bouwen. Onlangs kwamen ze met de prima animatiefilm met afschuwelijke titel Predator: Killer of Killers en nu is er bioscoopfilm Predator: Badlands.
Maar helaas, Badlands struikelt al meteen bij het uitgangspunt. Dek (Dimitrius Schuster-Koloamatangi) is een jonge Predator die door zijn vader als zwak wordt beschouwd. En voor zwakte is geen plaats in de Yautja-clan. Broer Kwei krijgt de opdracht Dek te doden, maar de liefde voor zijn broertje is te sterk, dus gaat hij tegen de wil van zijn vader in en helpt Dek ontsnappen. Het zijn net mensen.
En dat is het probleem. Het is duidelijk dat Trachtenberg en scenarist Patrick Aison geen herhaling van zetten wilden en de franchise hun eigen draai willen geven, maar ze slaan met deze film een weg in die Predator te ver wegvoert van zijn essentie en hem volledig berooft van zijn mystiek. In plaats van onkenbaar en angstaanjagend hebben de Predators plots heel menselijke onderlinge relaties en heel menselijke karaktereigenschappen. Ergens in de film maakt Dek zelfs een grapje.
Letterlijk en figuurlijk ontdoen Trachtenberg en Aison de Predator van zijn masker. In de eerste Predator (1987) had het gezicht dat daaronder vandaan kwam iets buitenaards en angstwekkends. Maar als je er ruim anderhalf uur onbelemmerd zicht op hebt, verliest het zijn impact. Na verloop van tijd wordt het een tikje lachwekkend en nog weer later gewoontjes.
Dek landt op Genna, een planeet vol vleesetende planten, ontploffende wormen en grashalmen scherp als scheermessen. Hier huist de Kalisk, een gevreesd monster dat Dek wil doden en als trofee voor de voeten van zijn vader wil werpen. Maar om dat voor elkaar te krijgen zal hij het Predator-mantra “a Predator hunts alone” moeten laten varen en samenwerken. Onderweg ontmoet hij Thia (Elle Fanning), een geavanceerde robot die door de Kalisk doormidden is gekliefd. Vanaf dat moment is Predator: Badlands een buddy movie (onderweg pikken ze ook nog een aapachtig jonkie op), met ook de humor die daar onvermijdelijk bij hoort. Maar de combinatie Predator en humor blijkt precies zo awkward als het klinkt.
De actie is overtuigender, maar ook wat generiek. In de laatste pakweg twintig minuten, waarin Dek en zijn kompanen zich een weg van die planeet af moeten vechten, lijkt Badlands soms meer op een Avengers-spinoff dan een Predator-film. De dreunende, bombastische openingsmomenten lijken dan weer rechtstreeks uit een van Denis Villeneuve’s Dune-verfilmingen te komen. Zo krijgt deze film over een Predator zonder masker nooit echt een eigen gezicht.