Omar
De aap en het suikertje
Een geëngageerde Palestijnse film maken zonder je te laten verleiden tot een sloganeske zwart-wit aanpak? Dat kan, getuige Omar, een complex drama waarin Hany Abu-Assad de ambivalentie van mensen en de ambiguïteit van politiek verstrengelt.
Hoe vangt men in Afrika een aap? Door hem te lokken met een bokaal waarin een suikertje zit. De aap grijpt de lekkernij en wil niet loslaten, waardoor hij vast blijft zitten.
Dat trucje is, samen met de Palestijnse scheidingsmuur, zowat de dramatische leidraad van Omar, winnaar van de Speciale Juryprijs Un Certain Regard in Cannes. "Eigenlijk is dit autobiografisch", zegt Abu-Assad, "na het succes van Paradise Now werd ik door Hollywood overstelpt met B-filmvoorstellen. Die leidden tot niets maar ik klampte me vast aan mijn filmdroom. Tot een vriendin me aanspoorde het suikertje los te laten!" De cineast gooide het roer om en ontwikkelde een in Palestina gefinancierde film met een grotendeels Palestijnse cast en crew.
Omar peilt heel nadrukkelijk naar de Palestijnse identiteit maar vervalt niet in een manicheïsme dat Israëliërs in de rol van ‘de ander’ (lees: de vijand) duwt. Veelzeggend is dat de muur waarover het hoofdpersonage Omar aanvankelijk vlot klautert ook de Palestijnen van elkaar scheidt. Om zijn geliefde te zien trotseert de twintiger kogels en vernederingen. Een andere clandestiene actie, het samen met twee jeugdvrienden neerschieten van een Israëlische militair, brengt echter een fatale neerwaartse spiraal op gang. Omar wordt gearresteerd, gemarteld, gevangen gezet en in de val gelokt. Een Israëlische officier biedt een uitweg: vrijheid in ruil voor het verraden van zijn compagnons.
Het dilemma van Omar – spion worden of dubbelspion spelen – wordt nog groter door liefdesgevoelens en de amoureuze rivaliteit tussen vrienden. Jaloezie, verraad, bedrog en leugens bemoeilijken de keuzes. Wat moet Omar opofferen? Zijn idealen, zijn liefde, zijn vrienden, zijn volk of zijn eigenbelang?
Abu-Assad weigert personages te veroordelen voor hun foute keuzes. Hij kiest voor psychologische complexiteit, een constante morele spanning en langzaam opgebouwde tragiek. Waarbij duidelijk wordt dat menselijke zwakheden dramatische gevolgen kunnen hebben, maar enkel omdat het gesloten universum waarin Palestijnen en Israëliërs leven met zijn geweld, repressie en vervreemding, tot in hun psyche is doorgedrongen. In een sfeer van paranoia, angst en vijandschap wordt iedereen ziek. De onderdrukte én de onderdrukker.
Omar demoniseert niemand – ook officier Rami is maar een aapje in het pijnlijke, absurde conflict – maar ontmaskert op subtiele wijze een destructief systeem. Een systeem waar terreur een dagelijkse realiteit is, een virus dat iedereen besmet.