O’HORTEN
Odyssee van een treinmachinist

De besnorde treinmachinist Odd Horten moet met tegenzin met pensioen, maar mist zijn allerlaatste rit. Vandaar wordt het alleen maar vreemder in Bent Hamers o’horten.
Odd Horten, een wat norsig besnorde pijproker, is treinmachinist. Nog heel even, tenminste: de rit van Oslo naar Bergen waar Bent Hamers o’horten mee opent, is zijn op een na laatste. Wit besneeuwde landschappen wisselen het duister van de vele tunnels af, van pikzwart naar pijn-aan-je-ogen wit. Odd is 67 en mag dus met pensioen. Sterker nog: hij moet, want Odd wekt nu niet bepaald de indruk er heel erg op te zitten wachten. Met tegenzin neemt hij de Zilveren Locomotief in ontvangst, een trofee voor trouwe dienst die hem wordt uitgereikt door een groep collega’s. Met zichtbaar plezier doen zij ‘en groupe’ het ’tsjoek-tsjoek-tsjoek-tuut-tuuuut’ van hun treinen na, waarna zij elkaar quizzen over treingeluiden en het aantal bruggen tussen Bergen en Oslo.
Horten ondergaat het gelaten, zoals hij alles in zijn leven gelaten lijkt te ondergaan. Ook als hij zijn allerlaatste treinrit mist, doordat zijn afscheidsfeestje in het honderd loopt in een lichtabsurdistische serie gebeurtenissen die typerend voor de film zal blijken. Zo struikelt Odd zijn pensioen in, en zijn alternatieve tocht naar huis is de eerste in een reeks omzwervingen die langzaam zijn werk- en dus richtingloos geworden leven gaan vullen. Een soort Odyssee, maar dan zonder einddoel, bescheidener van schaal, en vooral: droogkomischer. Een Odd-yssee.
Vreemd
Regisseur Bent Hamer lijkt van vreemd zijn handelsmerk te maken. Van speelfilmdebuut eggs (1995), over twee broers op leeftijd die hun huis nooit verlaten, tot het veelgeroemde kitchen stories (2003), waarin een ‘onafhankelijke observator’ langzaam vriendschap sluit met zijn zeurderige onderzoeksobject, draait zijn werk om vreemde mensen, maar vooral om de relaties tussen hen. Na een Amerikaans uitstapje voor de Charles Bukowski-verfilming factotum (2005) — ook vreemd, maar minder scherp — keert hij met o’horten terug naar Noorwegen. Stilistisch refereert hij aan het werk van mede-Scandinaviërs als Aki Kaurismäki (the man without a past) en Roy Andersson (you, the living). Maar Hamers film is lichter van toon, en misschien iets hoopvoller over de mensheid.
Hamers inherente vreemdheid is wellicht ook een reden waarom de naam van de hoofdpersoon in de titel wordt afgekort. In de film zelf wordt hiervoor in ieder geval geen enkele motivatie gegeven. Wellicht wilde Hamer verwarring op de internationale filmmarkt voorkomen — in het Engels, de cinematische lingua franca, klinkt ‘Odd Horten’ immers alsof je naar een film over malle Horten gaat kijken. En Horten is juist het minst vreemde aan de film. Deze stoïcijnse treinmachinist, die zomaar per ongeluk allerlei avonturen in wandelt en meermaals in de problemen komt doordat hij onoplettend in slaap sukkelt, zou in de meeste andere films een vreemd bijfiguur voor de komische noot zijn. Maar Hamers film wordt bevolkt door nog veel vreemdere personages, die desondanks hun menselijkheid nooit verliezen. Juist in hun onbetekenendheid worden Odd Horten en zijn film veelbetekenend.
Joost Broeren