Licorice Pizza
Van flipperkasten en waterbedden en ontluikende liefde
Het getuigt van Paul Thomas Andersons talent dat vaak niet makkelijk te zeggen is wat z’n films zo goed maakt. In Licorice Pizza is hij in topvorm.
Je hebt grote Amerikaanse regisseurs met een kapitale G, die hun grootsheid graag etaleren. Met weidse shots. Glorieuze vergezichten. Complexe vertelstructuren. Fascinerende beeldcomposities. John Wayne in de deuropening in The Searchers. De helicopterscène in Apocalypse Now. Die eindeloze tafel in Citizen Kane die ook een monument was voor Welles zelf, die iemand ongetwijfeld wel eens Freudiaans geduid zal hebben. Maar je hebt ook regisseurs als Paul Thomas Anderson, die hun kunst het liefst onzichtbaar maken, die het ambacht verstoppen.
Ergens zijn al die makers natuurlijk onvergelijkbare grootheden, zoals weinig in deze wereld echt te vergelijken is met iets anders. Bovendien heeft PTA There Will Be Blood gemaakt en die kun je bepaald niet bescheiden noemen, met z’n komische karikatuur van het moment in de Amerikaanse geschiedenis dat Geld het definitief won van God.
Soms lijkt het alsof Andersons films achter elkaar gezet de Grote Amerikaanse Tragikomedie vertellen. Tom Cruise’s personage in Magnolia die de eenzaamheid overschreeuwt met z’n speed seduction system. Philip Seymour Hoffmans beheerste verschijning tegenover Joachim Phoenix’ getormenteerde acteren in The Master, een tegenstelling die al eens geïnterpreteerd is als een verbeelding van de wisselende houdingen van de V.S. in de eerste en tweede helft van de twintigste eeuw. Boogie Nights als een mockumentary rond een naïeve tweederangs acteur in de Amerikaans porno-industrie, een satirische verbeelding van iemand die zichzelf in de jacht op roem belachelijk maakt. Amerika door de lens van roem, religie, macht en olie.
Maar zodra je van ietsje dichterbij kijkt, valt op dat het Anderson meer om een zachtaardiger vorm van satire en vooral een meer precieze blik te doen is. Bovendien is het bijna niet mogelijk om zijn films tot één gedachte te reduceren. The Master zette misschien die twee acteerstijlen tegenover elkaar, maar het was ook een film over een sekte en een machtsverhouding én het was een film over de (liefdes)relatie tussen Phoenix’ personage Freddie Quell en Hoffmans Lancaster Dodd. Andersons vorige, Phantom Thread, ging over macht maar ook over kunst én over de eigenaardige, bijna obsessief-compulsieve regeltjes die mensen zichzelf op kunnen leggen. ‘Its own breed of weird’, schreef een collega over Inherent Vice, ‘een heel eigen soort vreemd’. Dat kun je over alle films van Anderson zeggen, maar dat zegt op zich ook weer niet zoveel, behalve misschien dat Anderson zonder uitzondering een heel eigen draai geeft aan z’n materiaal.
Het is vooral knap hoe rijk zijn films zijn en dat is geen nietszeggend paraplubegrip. Een veelheid aan thema’s loopt bij Anderson moeiteloos in elkaar over, de mise-en-scène is altijd perfect en beweegt foutloos met de camerastijl en de montage. Let bij Licorice Pizza maar eens op de rol van beweging en hoe die letterlijk de vaart in de film houdt. Daar is in de montage sterk rekening mee gehouden, vertelde editor Andy Jurgensen aan Indiewire.
Ondertussen haalt Anderson ook nog even het beste uit z’n acteurs. Bij ervaren acteurs als Hoffman, Julianne Moore en Daniel Day Lewis, maar ook bij beginners als Mark Wahlberg (ten tijde van Boogie Nights) en nu in Licorice Pizza bij Alana Haim en Cooper Hoffman. Je kunt zeggen dat Anderson met dat alles in de traditie van Jonathan Demme en Robert Altman staat, makers die hem zeker hebben beïnvloed, maar hij heeft onmiskenbaar een eigen signatuur. Die heeft te maken met precisie – veel aandacht voor details (historische details, maar ook de aandacht van de camera voor stoffen in Phantom Thread of voor Phoenix’ manier van bewegen in Inherent Vice). En het zit in een gevoel van vrijheid. Andersons scenario’s lijken zich vaak moeiteloos en vrij meanderend voort te bewegen, zodat je geen idee hebt waar het heen gaat, alsof het verhaal zichzelf voortdurend uitvindt, van de ene scène naar de volgende.
Hoe bescheiden Licorice Pizza op het eerste gezicht ook lijkt – een zonnige liefdesverklaring aan een jeugd in Californië door het prisma van een jeugdig odd couple – Anderson is in topvorm. Het ambacht van het filmmaken en het plezier in het filmmaken stralen van het scherm. Dat plezier begint bij de keuze van de twee belangrijkste acteurs. Cooper Hoffman (zoon van Philip Seymour) is gezegend met het gezette lichaamstype dat vrijwel nooit een hoofdrol krijgt en als het al een rol van enige betekenis krijgt toebedeeld, dan nooit een rol zo guitig en onverzettelijk als Hoffman hier. Zijn tegenspeler is de (op een figurantenrol na) eveneens debuterende Alana Haim, die al even imponerend het centrum van haar universum speelt.
Hij is een jongen van vijftien, zij een vrouw van 28, maar dat hindert hem niet: hij voelt zich tot haar aangetrokken. En zij ook tot hem, tot haar verbazing, want hij is vaak even irritant als zelfverzekerd. Toch ziet ze ergens in die mix de vonk, de levensenergie, de vrije geest die ze met hem deelt, met hem wil delen. Ze rennen samen door de scènes, door de Valley waar de film zich afspeelt, langs flipperkasten, filmsterren en waterbedden. Hij was eerst kindacteur, nu waterbeddenverkoper en morgen misschien weer iets anders. Zij raakt bevlogen van een lokale politicus en wil haar leven graag serieuzer invullen. Maar wat ze ook doen, en hoe vreemd ze als stel ook lijken, steeds blijft hun wederzijdse aantrekkingskracht voelbaar. Anderson gebruikt die spanning eigenlijk als de achtbaan waarover we door de San Fernando Valley van de jaren zeventig razen.
Het is die energie die de film zo goed maakt. De energie van twee pluspolen die elkaar eigenlijk af zouden moeten stoten. Maar dat lekker niet doen.