Les cent et une nuits

Op de thee bij Monsieur Cinéma

Robert De Niro en Catherine Deneuve in innig scheepsduet

Bij een film die zo nadrukkelijk als charmant, lichtvoetig, pretentieloos en feestelijk wordt gepresenteerd, voel je je wel een enorme zuurpruim als je er iets op aan te merken hebt. Maar of Les cent et une nuits, Agnès Varda’s eerbetoon aan honderd jaar cinema, ook nog interessant is als straks het feestgewoel geluwd is, is toch een vraag die je wel mag stellen.

Jacquot de Nantes (1991), de hommage van Agnès Varda aan haar overleden echtgenoot en cineast Jacques Demy, was een verrassing voor diegenen die Varda kenden als geëngageerd film- en documentairemaakster. Vooral de sociale en maatschappelijke situatie van vrouwen wist ze altijd scherp te tekenen. Jacquot de Nantes viel op vanwege de idyllische lichtvoetigheid van dit innemende, maar nergens verontrustende portret. Les cent et une nuits is vergelijkbaar van toon, maar heeft inhoudelijk nóg minder om het lijf.

Varda voert ene Simon Cinéma (Michel Piccoli) op, een bijna honderdjarige cineast, die ze niet allemaal meer op een rijtje heeft. Filmstudente Camille wordt ingehuurd om zijn geheugen op te frissen en zijn herinneringen op te tekenen. Dit gegeven, en het feit dat beroemde gasten regelmatig het kasteel van Cinéma bezoeken, is de kapstok waaraan de filmgeschiedenis wordt opgehangen. En het is bruikbaar: titels, namen en fragmenten duiken op uit de verwarde geest van Simon Cinéma. Hij identificeert zich met verschillende grootheden als Orson Welles of David O’Selznick. Bovendien woont deze exentriekeling in een soort cinematografisch museum waarvan de uitstalling zich aanpast aan de gasten en de gespreksonderwerpen.

Varda gebruikt verschillende manieren om de filmgeschiedenis in haar verhaal te verweven. Die variatie houdt de aandacht vast, al was het maar om zoveel mogelijk citaten te ontdekken. Een gesprek met Gérard Depardieu over sterven in de film is goed voor een fragment uit Danton, een voor de hand liggende associatie. Soms zijn ze gelukkig wat persoonlijker gekleurd: “De behendigheid van Bresson (Pickpocket) verontrust me als een seksuele toenadering.” Behalve gesprekken zijn het ook de gebeurtenissen in de film die aanleiding geven tot dergelijke meer of minder verrassende associaties. Soms worden fragmenten nagespeeld, een dialoog uit Les enfants du paradis wordt geïntegreerd in een caféscène, en soms worden hele genres in het voorbijgaan geciteerd. Een scène die zelfs helemaal los van het verhaal staat is die waarin een man in neorealistisch crisiskostuum de fiets van Camille steelt.

Schoolboekenkennis
De aardigheid van de film hangt samen met de mate waarin je de citaten en verwijzingen herkent en begrijpt. Varda moet zich daar ook van bewust zijn geweest, want regelmatig wordt de bron in- of expliciet verklapt. Camille en de gasten zijn er niet alleen om het geheugen van Simon op te frissen, maar ook dat van de toeschouwer. Als er in dat opzicht teveel langs je heen gaat blijft er weinig over. Het zwakke verhaal van de film is ondergeschikt aan het spel der verwijzingen en de verschijning van vele beroemdheden.

Het is niet alleen zwak, het lost ook de belofte van de titel niet in. Camille is aangenomen om de levende legende 101 avonden bij te staan. Een belangrijke taak want zijn dood nadert en ze vangt er een aanzienlijke som geld voor. Maar Camille zien we maar een paar middagen bij de grijsaard verschijnen, en na een paar demonstraties van haar schoolboekenkennis is haar rol als geheugensteun een beetje uitgespeeld. Ze ontwikkelt zich steeds meer als intrigante die de erfenis van Cinéma probeert binnen te halen door een kennis naar voren te schuiven die voor zijn kleinzoon en enige erfgenaam moet doorgaan. De opbrengst van deze oplichterij moet de film van Camille’s vriendje financieren. Het is een intrige die uitgaat als een nachtkaars wanneer Simon zijn vermogen nalaat aan Liz Taylor. De verhaallijnen die het geheel nog enige structuur willen geven worden niet doorgetrokken. Een dun verhaal is in een film als deze misschien vergeeflijk, maar laat het in zijn simpelheid dan wel coherent en logisch zijn.

Charmeur
Varda’s filmgeschiedenis is voornamelijk een Europese, en meer nog een Franse. Vooral de eigentijdse Amerikaanse film komt er slecht vanaf. De evidente lulligheid van het filmpje dat de studenten in elkaar draaien, een soort detective-pastiche à la Tarantino, mag misschien als commentaar op Hollywood worden opgevat.

Behalve op de citaten uit de filmgeschiedenis steunt de film op de aanwezigheid van beroemdheden, maar je kunt je afvragen of daar niet meer mee te doen viel. Hun optreden beantwoordt in de meeste gevallen precies aan het beeld dat we van ze hebben. Marcello Mastroianni, de ‘Italiaanse vriend’, is de eeuwige charmeur, de ijdele dwaas. Jeanne Moreau en Hanna Schygulla twee lichtelijk verlepte verleidsters, Alain Delon het tijdloze idool en Catherine Deneuve de, voor Simon, onbereikbare liefde. Alleen Belmondo is verrassend in zijn stierenvechterspak en als geheugendokter.

En wat hebben zij ons te vertellen? Weinig eigenlijk. Een andere, frisse kijk op aspekten van de filmgeschiedenis wordt ons niet geboden. De conversaties zijn vluchtig, soms onderhoudend, maar beklijven niet. Op het moment zelf valt het niet eens zo op omdat er zoveel te zien valt, maar het gaat allemaal nergens over. Hun aanwezigheid, en daarmee de film, doet nog het meest denken aan een enorme schuimtaart; het ziet er smakelijk en veelbelovend uit, maar smelt weg zodra je het in je mond steekt.