La terre et le sang

Met slagen en stoten

La terre et le sang

In de films van de Franse regisseur Julien Leclercq wordt flink wat afgeknokt. In de amechtige slokakte van zijn nieuwste genrewerkje La terre et le sang vliegen loodsen in de fik, gaan hele boomstammen door autoruiten, rent iedereen zich de longen uit het lijf en wordt een heel arsenaal aan wapens leeggeschoten. Maar wat is er zo Frans aan?

Julien Leclerq is in Nederland niet heel bekend. Geen wonder: hij maakt geen Franse filmhuisfilms maar popcornentertainment zonder beroemde actiesterren. Zijn spectaculaire L’assaut (2010) ging over de kaping van een AirFrance-vlucht die eindigt in een shoot-out; een Franse variant op de handheld films van Paul Greengrass. Braqueurs (2015) was een soort Heat à la française met een prachtrol voor Sami Bouajila. En Leclercq wist niet alleen Bouajila maar ook Jean-Claude Van Damme te strikken voor Lukas (2018), een ruwe film noir waarin JVCD, in één van zijn weinige Franstalige rollen, de antiheld uithangt.

Voor zijn nieuwe Netflix-productie La terre et le sang (‘De grond en het bloed’) werkte Leclerq opnieuw samen met Bouajila. Ditmaal speelt de gelauwerde acteur (hij won recent nog de acteerprijs op het filmfestival van Venetië voor zijn werk in het Tunesische familiedrama Un fils) de rol van Saïd, een teruggetrokken man met een longziekte. Saïd besluit de houtzagerij die hij in een onheilspellend bos bestiert te verkopen zodat hij zijn dove dochter Sarah (Sofie Lesaffre, Les misérables) naar de kunstacademie kan sturen en zo hopelijk haar toekomst veilig kan stellen (dit laatste is natuurlijk het meest ongeloofwaardige element in de hele film).

Helaas gooit een van Saïds werknemers, de jonge ex-gedetineerde Yanis (Samy Seghir), roet in het eten als hij kilo’s cocaïne verstopt in de afgelegen houtzagerij. Natuurlijk duurt het niet lang voordat de eigenaren van de drugs lucht krijgen van de zaak en een bezoekje komen brengen. En natuurlijk gaat dat niet zonder slag of stoot – eerder het tegenovergestelde; alles om de Netflix-kijkers waar voor hun abonnementsgeld te geven.

La terre et le sang is heel elementair opgesplitst in twee gelijke delen. Na de koortsachtige openingssequentie, waarin de cocaïne uit een politiedepot wordt gestolen, komen we in rustiger vaarwater. Het leven van Saïd wordt summier geschetst. Over Sarah komen we niet veel te weten, hoewel duidelijk is dat haar doofheid later gebruikt zal worden om de spanning op te voeren. Saïd blijkt het type ruwe bolster, blanke pit; hij wil zijn dochter koste wat het kost beschermen en aangezien hij zelf misschien niet lang meer te leven heeft, heeft hij ook niet heel veel te verliezen.

Slecht nieuws voor de drugsbende onder leiding van de weinig spraakzame Adama (Eriq Ebouaney). Als zij opduiken barst de hel los. Alle andere verhaallijntjes gaan overboord en wordt er alleen nog maar gerend, geschoten en – logisch, op zo’n locatie – niet veel gezegd maar flink wat gezaagd. De zagerij, met zijn gevaarlijke machines en ongeordende stapels hout, wordt bijna belangrijker dan de personages zelf. Het is duidelijk dat Leclerq eerst de plaats koos en er daarna een verhaaltje omheen heeft gebreid. Dat betekent dat het maakplezier er in het tweede deel duidelijk vanaf spat, maar ook dat het eerste, rustigere deel daar vrijwel los van komt te staan.

Editor Benjamin Courtines houdt het achtbaanachtige ritme er in het tweede deel goed in en de schichtige cinematografie van Brecht Goyvaerts, in donkere, verdord bruine kleuren, buit de mogelijkheden van de houthandel en de omringende bossen goed uit. Maar de toch al niet erg gelaagde personages worden in deel twee platte gamefiguurtjes die niet veel meer doen dan proberen anderen om te brengen om zelf het vege lijf te redden.

Het ironische is dat de film hierdoor veel van de couleur locale, dat wat de film Frans en dus uniek maakt, verliest. Voor een remake in Montana of op de Veluwe zou je in het tweede gedeelte helemaal niets hoeven te veranderen. Bovendien doet de film niets met het feit dat (de families van) alle personages uit voormalige Franse koloniën komen – de enige witte vent, een besnorde buurman, is slechts een paar minuten in beeld. Kan het puur toeval zijn dat de schurken en de helden allemaal een immigratieachtergrond hebben in een land waarin Le Pen constant het xenofobe debat aanzwengelt? Wat had een Franse Jordan Peele (Get Out, 2017; Us, 2019) wel niet met dit scenario kunnen doen?

Is deze film het resultaat van het (te) slaafs volgen van genreconventies of heeft Netflix specifiek om zoiets “universeels” gevraagd? Mocht dat laatste het geval zijn, dan leidt dit tot een vreemde paradox: als Netflix zijn originele films zo toegankelijk mogelijk wil maken voor abonnees over de hele wereld, waarom zouden ze dan in verschillende talen en op verschillende locaties gemaakt moeten worden? Dan zou een voortzetting van het Amerikaanse model voor actiefilms – met Amerikaanse sterren als marketingbonus – volstaan. Misschien dat Sentinelle met voormalig Bond-meisje Olga Kurylenko, Leclercqs volgende actiefilm die later dit jaar moet verschijnen, meer duidelijkheid zal verschaffen over Netflix’ onmogelijke spagaat tussen lokale en universele content.


La terre et le sang is nu te zien via Netflix.