La stanza del figlio

Psycholoog in de put

Joggend ten onder

In de tranentrekker La stanza del figlio laat de Italiaanse regisseur Nanni Moretti de inmiddels vertrouwde scooter in de stalling staan. Hij speelt dit keer niet zichzelf maar een psycholoog die de dood van zijn zoon moet verwerken.

Nanni Moretti is in Nederland bekend geworden met Caro diario (1993) en Aprile (1998), twee documentaire-achtige komedies die draaien om een personage dat veel weg heeft van de regisseur zelf. La stanza del figlio gooit het over een andere boeg. Humor is ver te zoeken in dit loodzware drama over het rouwproces dat een gezin doormaakt nadat de zoon is verongelukt. Moretti’s personage, psycholoog Giovanni, lijkt bovendien slechts bij vlagen op het mannetje dat in de vorige twee films op zijn scooter door Rome snorde. Blijkbaar wil Moretti direct schoon schip maken, want we zien Giovanni al in de eerste scène joggen in plaats van scooteren.

En als Giovanni gaat joggen, dan het liefst met zijn achttienjarige zoon Andrea. Tijdens die tochtjes voelt hij zich het sterkst met hem verbonden, verder praten ze weinig met elkaar. Het moet dus wel mis gaan wanneer Giovanni hun zondagse afspraakje opschort voor een noodbezoek. Bij terugkeer hoort hij van Andrea’s overlijden. Een tragedie die het eerder zo hechte gezin uit elkaar dreigt te scheuren — tot de post een liefdesbrief brengt van Andrea’s vakantievriendinnetje Arianna.

Engel
Dit gegeven roept onmiddelijk herinneringen op aan Sous le sable van François Ozon (2000), waarin een vrouw van middelbare leeftijd de dood van haar echtgenoot moet zien te accepteren. Moretti en Ozon gingen met dezelfde vragen aan de slag: hoe verwerken mensen de dood van een geliefde? En hoe is het om achter te blijven? Elke film geeft zijn eigen antwoord. La stanza del figlio laat een wat optimistischer geluid horen, met het meisje Arianna als reddende engel en Nicola Piovani’s muziek als nooit aflatende troost op de soundtrack. Belangrijk verschil is ook dat Sous le sable over een eenzaam rouwproces gaat, waar La stanza del figlio de verwerkingsproblemen van een familie centraal stelt. Niet voor niets vult Moretti de eerste drie kwartier van de film voornamelijk met huiselijke taferelen die zonder overdrijving de liefde tussen ouders en kinderen voelbaar maken.

Jammer genoeg steken de scènes die de pijn van elk afzonderlijk familielid moeten blootleggen daarbij nogal vlak en ongeïnspireerd af, waardoor het onbegrijpelijk wordt waarom iedereen zich van de ander isoleert zodra Andrea’s kist is dichtgespijkerd. Uitzondering vormen de momenten waarop Giovanni vol schuldgevoel fantaseert hoe het had kunnen lopen wanneer hij die zondag was thuisgebleven: bittere stukjes van een parallelle wereld, waar het gezin verenigd blijft en Giovanni en Andrea lekker samen gaan joggen.

Dat La stanza del figlio uiteindelijk toch ontroert, komt doordat Moretti weer betrokken raakt bij de personages wanneer zij de draad proberen op te pikken. Hun moeizame weg naar het licht toont hij in kleine, subtiel geacteerde scènes, die de achterliggende symboliek van een rit-door-de-nacht inclusief apotheose-aan-zee aanvaardbaar maken. Pas na afloop vraag je je af of Moretti en zijn co-scenaristen niks beters hadden kunnen bedenken dan deze wel erg literaire, gladde oplossing. Dan is het te laat, en zit je met een ook al zo verdomd afgezaagde natte zakdoek en een brok in je keel.