La bonne épouse
Een huishoudschool aan de vooravond van de seksuele revolutie
“Een ideale huisvrouw is vooral een goede echtgenote en is dus onbaatzuchtig en goed gehumeurd,” houdt huishoudschooldirectrice Paulette van der Beck haar leerlingen voor. Probeer dat maar te verkopen met Mei ’68 voor de deur.
Je zou maar een huishoudschool hebben in Frankrijk aan het einde van de jaren zestig. Terwijl het land dankzij de invoering van de pil en een groepje radicale studenten explodeert van de vernieuwingsdrang en seksuele energie, moet je onverschillige meisjes in het keurslijf van de perfecte huisvrouw dringen. Geen wonder dat het huishoudinstituut van Robert van der Beck (Francois Berléand) elk jaar minder studenten trekt en dat de etikettenlessen van zijn vrouw Paulette (Juliette Binoche) met het nodige gegiechel ontvangen worden. Want wat moet een jonge studente met lessen theeschenken of je man tevreden stellen, terwijl ze ook thuis kan luisteren naar de radio waar openlijk de vrouwelijke seksualiteit wordt besproken of de opzwepende muziek van Joe Dassins pophit Siffler sur la colline wordt gedraaid?
Voor een film die gefascineerd is door de jaren zestig en vernieuwingsdrang, is de komedie La bonne épouse zelf opvallend conventioneel. Ondanks dat regisseur Martin Provost (oa Violette en Sage Femme) af en toe knipoogt naar nouvelle vague-inspiratie Zéro de conduite (1933) en verjongingsboegbeeld Les 400 coups (1959), vormt het nieuwe culturele elan vooral een komische achtergrond voor de pogingen van Paulette om op eigen benen te staan nadat Robert zich dodelijk verslikt in een konijnenbotje. Niet alleen de desinteresse van de studenten blijkt vervolgens een probleem, maar haar man heeft er voor vertrek financieel ook nog even een zootje van gemaakt.
Dat zou allemaal voer kunnen zijn voor een scherpe satire, maar doordat Provost vooral inzet op de lach lijkt La bonne épouse in de praktijk meer op een klucht. Na de dood van Robert volgt een kolderieke reeks gebeurtenissen waarin Paullete samen met kokkin Gilberte (Yolande Moreau) en de rechtlijnige non Marie-Théreèsa (Noémie Lvovsky) op zoek moet naar financiële middelen, terwijl de jaren zestig onder de studenten nu toch echt beginnen los te breken. Een gemiste kans ergens, ware het niet dat de film zo dynamisch gedraaid, kleurrijk vormgegeven en met plezier gespeeld is. Vooral Juliette Binoche geniet zichtbaar van het spelen van de stijve Paulette die langzaam aan nieuwe tijden begint te wennen. Waarom zouden wij dat dan ook niet doen?