King Kong

Gorilla in porseleinkast

Met zijn eigen versie van King Kong kwam voor Peter Jackson een jongensdroom uit. En net zoals een kind in de speelgoedwinkel heeft hij zijn karretje overladen met al het moois dat cinema te bieden heeft. King Kong bezwijkt net niet onder zijn eigen gewicht.

Het lijkt wel of regisseur Peter Jackson bang was dat hij na King Kong nooit meer een film mocht maken en dat hij alles wat hij nog kwijt wilde in één project wilde proppen. Het is bekend dat een remake van de avonturenklassieker uit 1933 al jarenlang hoog op zijn verlanglijstje stond. Het resultaat is een vakkundige, maar overdadige mix van verschillende filmgenres, respectievelijk een komedie, ouderwetse avonturenfilm en romance. En daar mengt Jackson dan nog wat horror en sociaal drama doorheen.

Dit is uiteindelijk allemaal te veel van het goede. King Kong is soms redelijk in balans: er wordt dankbaar gebruik gemaakt van humor om het geweld en de slachtoffers te relativeren. Later zijn de dramatisch-romantische elementen en de komedie moeilijker met elkaar te rijmen.

Flessentrekker
In de eerste acte gaan komedie en crisisdrama nog goed samen. Ieder personage lijkt een bepaald genre te vertegenwoordigen. Actrice Ann Darrow (Naomi Watts in de voetsporen van Fay Wray) staat voor het realisme en het drama: ze kan zich maar met moeite staande houden in het New York van de crisisjaren.

Jack Blacks personage Carl Denham vertegenwoordigt de komedie: hij is een fanatieke filmregisseur die koste wat het kost zijn film wil maken, al moet hij daarvoor over lijken gaan en vrienden oplichten. Black acteert als een stripfiguur; zijn karakteristieke manische blikken (zoals we die kennen uit High Fidelity en School of Rock) komen hier goed tot hun recht. Aanvankelijk lijkt Denham zo’n regisseur die alles over heeft voor zijn kunst. Uiteindelijk blijkt hij toch een flessentrekker te zijn die volle zalen wil trekken om geld en aanzien te verdienen bij de producenten van Hollywood.

De parallel met Peter Jackson is snel gelegd. Jackson is zelf begonnen als regisseur van hoogst originele en interessante films zoals Bad Taste, Heavenly Creatures en The Frighteners, voordat hij een publiekslieveling werd en het grote geld binnenhaalde met de Lord of the Rings-trilogie. Het personage Denham fungeert als een dikke knipoog waarmee Jackson zichzelf en de corrumperende praktijk van Hollywood relativeert.

Met King Kong toont Jackson vooral ook zijn passie voor het filmmaken. In dit kader mag de verwijzing naar Francis Ford Coppola als megalomane regisseur niet onvermeld blijven. Er wordt namelijk duidelijk naar het boek Heart of Darkness verwezen: Coppola spendeerde jaren en miljoenen dollars om dat boek als Apocalypse Now te verfilmen. Misschien voelde Jackson zich verwant met hem aangezien King Kong zijn Apocalypse is. Jackson is al jaren met het project bezig. Op twaalfjarige leeftijd probeerde hij King Kong al te verfilmen. Groot fan als hij was van de eerste versie uit 1933 van Merian C. Cooper en Ernest B. Schoedsack. Die werd in 1976 nog eens dunnetjes overgedaan door John Guillermin met Jessica Lange als apenliefje Dwan, maar daar wenst Jackson verder geen woord aan vuil te maken.

Ook in de cinema geldt dat liefde blind maakt. Jackson laat zich te veel leiden door zijn passie en heeft daarom bepaalde belangrijke keuzes niet gemaakt.

Dino’s
Het duurt lang voordat we met de avonturiers op Skull Island zijn en Kong voor het eerst ontmoeten. Te lang. Wanneer het zover is, overlaadt Jackson de kijker met emoties, acties, subplots en eigen genotzucht. Op het eiland groeien Watts en Kong langzaam naar elkaar toe – ze lijken op een echtpaar dat door omstandigheden is uitgehuwelijkt maar uiteindelijk toch een vorm van communicatie weet te vinden.

Tegelijkertijd worden de bemanningsleden van de S.S. Venture en de filmcrew van Carl Denham constant aangevallen door verschillende monsters. Wanneer Jackson met steeds groter wordende dinosauriërs op de proppen komt, wordt duidelijk dat hij de greep op de materie kwijt is. De film verliest al zijn geloofwaardigheid op het moment dat de personages op de vlucht zijn voor een meute wilde dino’s. Ze rennen tussen de poten van de monsters door, maar worden zelden onder de voet gelopen. Ook zien de special effect-shots er hier erg nep uit. Dit laatste geldt overigens niet voor King Kong zelf, in wiens ogen bijna menselijke emoties zijn te lezen.

Jackson gaat tekeer als een gorilla in een porseleinkast: subtiliteit is ver te zoeken en maat houden kan hij ook niet. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de montage. Shots waarin Kong en Watts veelbetekenende blikken uitwisselen houden te lang aan en komen te vaak voor. Ze reduceren het geheel tot een soap op CinemaScope-formaat.

Het lijkt wel of Jackson het principe kill your darlings volledig is ontgaan en alles in de film heeft gestopt wat hij leuk vond. Het lukt hem echter niet om alles tot een goed geheel te smeden. Hierdoor wordt de toeschouwer als een aapje heen en weer geslingerd tussen romance, actie, humor en intertekstuele verwijzingen. Dat maakt King Kong, waarvan de plot bekend is en weinig echt verrassends bevat, een te lange zit. In dat opzicht lijkt King Kong niet op Apocalypse Now: daar blijf je gefascineerd zitten tot het laatste beeld, terwijl het bij King Kong voornamelijk wachten is tot hij van het Empire State building aflazert.