HOLLANDS LICHT
Van polderlyriek naar Vinex
Bestaat er specifiek Hollands licht? De broers Pieter-Rim en Maarten de Kroon stellen de vraag in de documentaire Hollands licht. Hun zoektocht voert hen naar de zeventiende-eeuwse Hollandse schilderkunst en filmmakers als Bert Haanstra en Herman van der Horst. Hoe betekenisvol kan polderlyriek nog zijn? Een pleidooi voor nieuwe beelden.
De broers De Kroon kijken vast niet naar het Jeugdjournaal. Dat is jammer, want het had hen een zoektocht bespaard. In Hollands licht onderzoeken ze de vraag of de Hollandse zeventiende-eeuwse landschapschilders het licht realistisch weergaven. Moeten we hun schilderijen zien als foto’s of als verbeeldingen van de werkelijkheid? De film voert een stoet wetenschappers en kunstenaars op. Voor de anti-realist Jan Dibbets is elk kunstwerk een vertaling van de werkelijkheid. Volgens hem lieten de zeventiende-eeuwse schilders hun verbeelding op het Hollandse landschap los. Ook de hoogleraar kunstgeschiedenis en Rembrandt-specialist Ernst van de Wetering ziet de schilderijen niet in een realistische maar in een schilderkunstige traditie. De schilders lieten zich niet leiden door de natuur, maar door stilistische opvattingen en de schilderspraktijk. De emiritus hoogleraar kunstgeschiedenis Svetlana Alpers denkt er heel anders over. Volgens haar legden de schilders met grote precisie het Hollandse licht vast.
Zou het? Een paar jaar geleden gaf weerman Erwin Krol in het Jeugdjournaal ter gelegenheid van een expositie commentaar op het werk van zeventiende-eeuwse landschapschilders. Schitterende wolkenluchten zag hij, maar ze hadden niets met de werkelijkheid te maken. Sommige schilderijen hadden veel weg van een wolken-catalogus: ze toonden allerlei soorten wolken die nooit samen te zien kunnen zijn, omdat ze bij verschillende weertypen horen. Als de wolken al niet kloppen, zouden de schilders dan wel het licht realistisch hebben vastgelegd?
IJsselmeer
De titel Hollands licht impliceert dat Nederland in uniek licht baadt. Onderscheidt ‘ons’ licht zich werkelijk van dat in andere landen? Of is het een kunsthistorische mythe? In Hollands licht draait het om deze vraag. Interessant is dat de zeventiende-eeuwse schilders niet spraken over Hollands licht. Ze schilderden landschappen en licht. Twee eeuwen later sprak men plotseling van Hollands licht. Kennelijk had men in de negentiende eeuw behoefte aan ‘nationaal licht’. Het Hollands licht maakte internationale furore. Terwijl Van Gogh de Franse zon zocht, bezochten Manet en Monet Nederland. Wat zagen zij? Doordrenkt van een kunsthistorisch bewustzijn zagen zij het zeventiende-eeuwse Hollandse licht. Ook de schrijvende Franse broers De Goncourt zagen in Nederland "altijd weer die bolronde wolken van Van Ruisdael."
Mythe of werkelijkheid? De hoogleraar theoretische sterrenkunde Vincent Icke meent dat het licht in Nederland uniek is. Bijzonder voor de Hollandse atmosfeer is de hoge luchtvochtigheid, die contouren onscherp maakt. Het Nederlandse licht is zacht. Onzin volgens metereoloog en klimaatonderzoeker Günther Konnen, die meent dat het Hollandse licht ’tussen de oren’ zit. Het is wat met dat Hollandse licht. De Duitse conceptueel kunstenaar Joseph Beuys beweerde dat het is verdwenen sinds de inpolderingen in het IJsselmeer. Door de droogleggingen nam het reflecterende vermogen van het IJsselmeer af, wat gevolgen had voor de hoeveelheid licht in de atmosfeer. Icke voelt wel wat voor Beuys’ stelling, die hij illustreert door met een lamp (de zon) op een in een aquarium liggende spiegel (het IJsselmeer) te schijnen. Zie je wel: hoe kleiner de spiegel — het IJsselmeer — hoe minder lichtreflectie. Als bewijs slaat het nergens op, maar Icke brengt het amusant.
De Vinex-wijk Oosterhout in Gelderland
Zompige weilanden
Stellen kunsthistorici wel de goede vragen over het Hollandse licht? Door hun obsessie met het geschilderde licht vergeten zij dat de wisseling van het licht Nederland tamelijk uniek maakt. Het ene moment schijnt de zon, het andere moment gutst de regen uit de hemel. Wolken en zon zorgen voor een lichtspel dat menige cameraman tot wanhoop heeft gedreven. Probeer maar eens een buitenopname te maken.
De makers van Hollands licht illusteren dat fraai. Op de dijk tussen Marken en Monnickendam lieten ze een jaar lang de camera met vaste tussenpozen een ‘pan’ van 360 graden maken. Het levert spectaculaire wolkenluchten op, grijze hemels, besneeuwde en zonovergoten landschappen. Wat zijn Hollandse luchten en de lege landschappen eronder toch mooi, roepen we in navolging van de makers, die weer een echo zijn van lyrici als Bert Haanstra en Herman van der Horst.
Hollands licht ademt liefde voor weidse vergezichten, grauwe wolkenluchten, stille wateren en beukende stormen. Het roept nostalgie op, want de archetypische Hollandse landschapsbeelden verwijzen steeds minder naar de werkelijkheid. Natuurlijk: in Nederland zullen altijd polders zijn met wolkenluchten tot aan de horizon, maar ze zijn niet langer het typerende landschap. Overal botst het uitzicht op Vinex-locaties en bedrijfsterreinen. Het heeft gevolgen voor filmmakers. Of zou het in elk geval moeten hebben. Waar blijven de beelden van het nieuwe Nederlandse landschap? Staat er in de toekomst een nieuwe Bert Haanstra op die lyrische beelden tovert uit bedrijvenparken en nieuwbouwwijken? We kunnen het ons niet voorstellen, maar dat zegt weinig. Voordat Ruisdael en zijn tijdgenoten zich lieten inspireren door het Hollandse landschap, zag men ook weinig schoonheid in zompige weilanden.
Niemandsland
Filmmakers moeten nieuwe beelden creëren, want het tijdperk van de polderlyriek is voorbij. Het beste bewijs is dat lyrische landschapsbeelden automatisch nostalgische gevoelens oproepen. Eric de Bruyns Wilde mossels en Karim Traïdia’s De Poolse bruid spelen beide in het heden, maar door de Hollandse-landschapslyriek lijken ze in het verleden te spelen. De uitdaging ligt in het nieuwe Nederlandse landschap: hoe ‘vertaal’ je dat in betekenisvolle beelden?
Michiel van Jaarsveld deed een paar jaar geleden met Drift een geslaagde poging. De film, over de relatie van een jongen met zijn zus, speelt zich af in een verstedelijkt gebied met bedrijfsterreinen, woonwijken en stukken niemandsland. Het verstikkende van menselijke relaties lijkt verhevigd te worden door de anonieme omgeving, waarin iedereen teruggetrokken op zichzelf leeft. Zoals de boer in De Poolse bruid gevormd is door het weidse landschap, zo zijn deze twee jongeren het product van een liefdeloos verstedelijkt gebied. Van zulke gebieden zijn er veel in Nederland, maar we zien ze zelden in films. Waar blijven de filmmakers die het nieuwe Hollandse landschap te lijf gaan? Blijft men nostalgisch ronddwalen in een openluchtmuseum of vangt en interpreteert men het nieuwe landschap?
Jos van der Burg