Gosford Park

Upstairs, downstairs volgens Altman

  • Datum 01-03-2002
  • Auteur Fritz de Jong
  • Thema Filmkrant 231
  • Gerelateerde Films Gosford Park
  • Regie
    Robert Altman
    Te zien vanaf
    07-03-2002
    Land
    Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten, Italië, Duitsland, 2002
  • Deel dit artikel

Emily Watson ‘downstairs’ gaat ‘upstairs’ in Gosford Park

Robert Altman heeft weer een positieve uitschieter aan zijn grillige oeuvre toegevoegd. Gosford Park is een even subtiel als indringend inkijkje in de levens van Britse aristocraten en hun personeel.

Het precieze recept voor een geslaagde Altman-film kan de inmiddels 77-jarige regisseur waarschijnlijk zelf ook niet geven, maar in zijn algemeenheid kun je stellen dat hij beter op dreef raakt naarmate hij in zijn breed uitwaaierende ensemblestukken minder wordt gehinderd door een traditionele plot. Toen Altman voor The Gingerbread Man ging samenwerken met een notoire plottenbouwer als thrillerschrijver John Grisham moest dat dan ook wel verkeerd uitpakken. Dat die film desondanks het kijken waard was, kwam door de fraaie schildering van het leven in de zuidelijke staten van de VS, een gedeelte van Amerika dat de in Kansas geboren regisseur de afgelopen jaren steeds inniger in zijn armen heeft gesloten.

Daarmee komen we bij de tweede belangrijke voorwaarde voor een goede Altman-film: de regisseur moet een wezenlijke band hebben met het door hem geportretteerde wereldje. Zo kon The Player uitgroeien tot een ijzersterke satire op de valse glitter en glamour van de Amerikaanse filmwereld, omdat Hollywood weinig geheimen kent voor de veteraan-regisseur. Daartegenover staat een film als Prêt-à-porter, waarin hij de mores van de internationale haute couture nauwelijks bleek te doorgronden, hetgeen een melige en overdadig lange film opleverde.

De van etiquette en sociale codes aan elkaar hangende wereld van de Britse aristocratie tussen de twee Wereldoorlogen blijkt Altman wél oprecht te fascineren. In Gosford Park werpt hij een verfrissend nieuw licht op een milieu dat we door en door dachten te kennen uit hoogwaardige Britse producties als Brideshead Revisited en The Remains of the Day. Het Agatha Christie-achtige moordplotje dat halverwege de film opduikt, staat de regisseur geen moment in de weg en dient als een handige kapstok voor een reeks sterke observaties.

Driedubbel buitenbeentje
We schrijven 1932 en een clubje adellijke Britten strijkt neer op een imposant landgoed om deel te nemen aan een jachtpartij. Om hun verblijf zo genoeglijk mogelijk te laten zijn is er een klein legertje aan paardenknechten, koks, butlers en kamermeisjes meegereisd. De gastheer is een door Michael Gambon gespeelde industrieel, een bot en weinig geliefd heerschap dat niet van zijn vrouwelijke personeel kan afblijven en al net zo belabberd om kan gaan met een jachtgeweer als onze kroonprins. Niet alleen zijn verveelde echtgenote Kristin Scott Thomas heeft een hekel aan deze man, maar ook veel van de andere aanwezigen, die uitsluitend acte de presence geven omdat ze financieel afhankelijk van hem zijn.

Onder hen bevindt zich ook een gierige en fortuinloze gravin, die Oscar-waardig wordt neergezet door oudgediende Maggie Smith. Ze belichaamt feilloos het snobisme van een sociale klasse die neerkijkt op iedereen die aan de top is gekomen met hard werken. De zure, oude dame richt haar veroordelende sneren vooral op de tot de familie behorende filmster Ivor Novello (Jeremy Northam) en diens introducé, een door co-producent Bob Balaban vertolkte Hollywood-producent die als Amerikaan, jood én verborgen homoseksueel een driedubbel buitenbeentje is in deze kringen. Net zoals we via de filmproducer worden ingewijd in de omgangsvormen en verborgen codes van deupper class, worden we in de onderlinge verhoudingen tussen de personeelsleden ingevoerd via de onervaren dienster van de oude gravin, een charmante rol van Kelly Macdonald.

Symbiotisch systeem
Overlappende dialogen, een constant zoekende camera en uiteraard het befaamde ensemblespel waarin iedere acteur evenveel aandacht van de regisseur krijgt: Altman zet al zijn beproefde stijlmiddelen in om door te dringen tot de konkelende Britse aristocraten die op de bovenverdieping van het landhuis verblijven en het personeel in de keukens en kelders. De manier waarop de vertelling alterneert tussen boven en beneden vertoont een meer dan oppervlakkige overeenkomst met de Britse dramaserie Upstairs, Downstairs.

Maar waar die populaire jaren-zeventigserie nogal eens bleef hangen in een nostalgische visie op een voorgoed verdwenen levenssstijl, daar laat Gosford Park er geen misverstand over bestaan dat de Britse adelstand alleen kon overleven over de ruggen van de lagere klassen. Daarbij vervalt Altman niet in simplistische tegenstellingen tussen uitbuiters en geëxploiteerden. Wanneer Helen Mirren als hoofd van de huishouding vaststelt dat ze de perfecte bediende is, en dat ze dus geen leven van zichzelf kan hebben, is dat eerder met trots dan met verbittering. De bedienden roddelen heel wat af over hun werkgevers, maar uiteindelijk maken ze allemaal deel uit van een ingewikkeld symbiotisch systeem, waarin de bedienden hun eigen bestaan zien als een afspiegeling van dat van hun bazen.

De aanvankelijk zo vanzelfsprekende scheiding tussen bedienden en aristocraten valt even weg als er een moord wordt gepleegd. Tijdens het moordonderzoek – een geslaagd komisch nummer van de pompeus schmierende Stephen Fry – blijken er allerlei onvermoede dwarsverbanden te bestaan tussen boven en beneden. Die situatie wordt door alle betrokkenen als bijzonder onaangenaam ervaren, en het is opmerkelijk hoe haastig werkgevers en werknemers de vertrouwde verhoudingen trachten te herstellen.