Desiree
Dutch Black Cinema
Half november beleeft een zeer bijzondere Antiliaans-Nederlands-Amerikaanse coproductie z’n première: Desiree, geregisseerd door Felix de Rooy naar een scenario van en geproduceerd door Norman de Palm.
Felix de Rooy werd geboren op Curaçao, studeerde schilderen en grafiek aan de Vrije Academie in Den Haag en film- en televisieregie aan de New York University. Norman de Palm komt van Aruba; hij studeerde klinische psychologie in Nijmegen, waarna hij onder meer acteerde, korte verhalen en theaterstukken schreef. Samen vormen ze het hart van Cosmic Illusion, een internationaal collectief van kunstenaars, dat De Rooy in 1976 oprichtte en dat zich bezighoudt met beeldende kunst, theater en film.
Desiree werd in 1982 in New York gedraaid als De Rooy’s eindexamenfilm aan de filmschool van de N.Y. University, waarvan Nederlandse filmliefhebbers zich sinds begin dit jaar Spike Lee zullen herinneren als regisseur van Joe’s Bed-stuy Barbershop, eveneens een examenfilm. Voor die film deed De Rooy art direction, terwijl Lee bij Desiree als assistent geluidsman op de crew-list vermeld staat. De film werd overigens gedraaid met een geheel zwarte crew, nadat al spoedig na de start van de opnamen de paar blanke technici bedreigd werden door elkaar bestrijdende gangs in het vervallen East New York, waar Desiree in 31 dagen werd opgenomen.
Met een ruw gemonteerde versie vertrokken De Rooy en De Palm vervolgens naar Nederland, waar met steun van onder andere het Nederlandse Filmfonds door cutter Edgar Burcksen een definitieve versie van Desiree in elkaar werd gezet. Tot zover de bijzondere gang van een filmproductie.
Binnenwereld
Desiree is een film over religie en seksualiteit, over opvoeding en schuld. De Amerikaanse actrice Marian Rolle speelt de titelrol van een zwarte vrouw die totaal aan de rand van de samenleving is beland. In de openingsbeelden loopt ze over straat met een kartonnen doos in haar handen. Ze praat ertegen, alsof haar kind – Joycie – erin ligt. Thuisgekomen maakt ze eten voor de baby klaar, wat vervolgens in de doos wordt gekieperd.
Via flashbacks wordt je als kijker langzamerhand duidelijk wat de achtergronden zijn van deze vrouw, die uiteindelijk een afschuwelijke daad zal voltrekken. In die terugblikken wordt een beeld geschetst van haar jeugd bij haar tamelijk losbollige moeder, van haar relatie met Freddy, van haar ‘redding’ door de Church of the True Confessors en van haar baantje als werkster bij de rijke blanke mevrouw. De film richt zich op de binnenwereld van Desiree, wat geaccentueerd wordt doordat vrijwel alle scènes zich in interieurs afspelen. Vooral het huis waarin Desiree woont speelt daarbij een belangrijke rol.
Scenarioschrijver De Palm vond de aanleiding voor zijn theater- en filmversie van Desiree in een kort berichtje in een New Yorkse krant op Nieuwjaarsdag 1980. Daarin werd melding gemaakt van de vondst van een vrouw die een vreselijke daad had gepleegd. Vanuit zijn ervaringen als klinisch psycholoog begon hij motieven te ontwikkelen die deze vrouw mogelijk tot haar daad hadden gebracht. Met Desiree bouwde hij een sterk betoog op over een vrouw die de greep op haar eigen lot kwijt is geraakt, terechtkomt in een neerwaartse spiraal en absoluut niet meer in staat is het tij te keren. Twee soorten van gevoelens strijden daarbij met elkaar. Enerzijds zijn dat haar religieuze ervaringen, die ze beleeft in de kleine sekte van Father Siego. Anderzijds is dat haar liefde voor Freddy, bij wie ze ook seksueel bevrediging vindt. Het laatste strijdt echter met de regels van de sekte, die seksuele contacten met ‘niet-uitverkorenen’ verbieden, zoals de in religieus opzicht zeer cynische Freddy.
Door haar zwangerschap raakt Desiree niet alleen Freddy kwijt, maar volgt ook een tijdelijke verbanning uit de sekte. Als ze na de geboorte haar werk verliest, is Desiree – inmiddels al een psychisch wrak – totaal aan zichzelf overgelaten. In haar wanhoop en schuldgevoel ziet ze nog maar één mogelijkheid om het kwaad, de zonde en de duivel, uit haar leven te bannen.
Black cinema
Qua benadering en uitvoering doet Desiree sterk denken aan films van zwarte Amerikaanse cineasten als Charles Burnett (Killer of Sheep) en Billy Woodberry (Bless Their Little Hearts). Ook deze films nemen de marginaliteit van grote groepen mensen in de Amerikaanse samenleving als een min of meer bekend verondersteld gegeven, waarvoor wollige sociologische en economische verklaringen geen soelaas meer bieden.
De films treffen in zo’n situatie mensen aan die proberen ondanks alles zichzelf nog overeind te houden. Als Desiree levert dat doorgaans weinig vrolijke films op, hoewel het knokken van de belangrijkste personages voor zelfrespect een positief element is. Ook Desiree weet wat ze wil, maar zoals al gezegd: een groot aantal innerlijke en uiterlijke omstandigheden zijn zodanig tegen haar, dat ze niet anders meer kan dan een radicale uitweg zoeken.
Zorgvuldig alle voor de hand liggende valkuilen vermijdend is Desiree een sterk gefilmd psychologisch portret geworden. Een ‘kleine’ film, die het waard is om door een groot publiek gezien te worden.