An

Wassen, koken, rusten, roeren

Naomi Kawase bewijst in An dat je elkaar in de keuken, tijdens het weken van rode bonen, leert kennen.

Een pubermeisje en een zwijgzame kok treffen elkaar dagelijks in een klein, Japans bakkerswinkeltje. Ze zijn onopvallend, slachtoffers van maatschappelijke desinteresse. Het leven dendert voorbij, net zoals de trein die door hun ingedutte stadje raast. En zij staan letterlijk en figuurlijk langs het spoor te wachten. Tot een derde verschoppeling aanwaait: een bejaarde vrouw met verminkte handen. Door haar ziekte is ze sociaal verstoten, maar haar levenslust is aanstekelijk. An is gemoedelijk, zomers, en ondertussen een knappe bespiegeling over eenzaamheid en de dood.

De Japanse regisseur Naomi Kawase bewijst in An, openingsfilm van het Un Certain Regard-programma in Cannes afgelopen jaar, dat je elkaar in de keuken leert kennen. De situatie dwingt je met elkaar praten. Soms over het koken zelf, soms dwaal je af. De bejaarde Tokue solliciteert in het afhaalzaakje van de sombere Sentaro. Dag in dag uit maakt hij dorayaki, pannenkoekjes met ‘an’ ertussen, een zoete rodebonenpasta. De komst van Tokue doorbreekt de sleur en geeft hem de macht over zijn eigen leven terug. Hij is nog steeds alleen, maar niet meer eenzaam.

Net als in haar vorige films als The Mourning Forest (2007) en Still The Water (2014) heeft Kawase een grote belangstelling voor het immateriële. In An voeren de verhalen van bonen, bomen, wind, maan en zon geregeld de boventoon. Sterk zijn de momenten waarop we die vertellingen via beeld ervaren. De zon die op een gezicht brandt bijvoorbeeld of de wuivende blaadjes aan de kersenboom waar Tokue naar terugzwaait. Stadsgeluiden overstemmen meestal de natuur, maar via close-ups van wiegende bloesem en het gedruppel van een kabbelend beekje, vestigt Kawase er telkens weer de aandacht op.

Subtiel zijn metaforen als het omslaande weer dat samenhangt met de veranderende gemoedstoestand van de personages. Of het opbloeien en uitvallen van de kersenbloesem, dat symbool staat voor de dood en letterlijk het verstrijken van de tijd aangeeft. Waar Kawase er daarentegen in de dialogen eerder in slaagde realiteit en spiritualiteit in elkaar te laten overlopen (het aardse werd sacraal en spiritualiteit kreeg grond onder de voeten), kleeft aan de bovenzinnelijke teksten in An iets zweverigs en zoetsappigs. Clichés dreigen wanneer via taal het respect voor de natuur wordt afgedwongen.

De opmerkingen hebben enkel een meerwaarde in de keuken. Van begin tot eind maken we de bereiding van de ‘an’ mee. Kawase toont die niet gelikt of overdreven kleurrijk zoals in kookprogramma’s. Ze deelt haar fascinatie voor het ambacht: wassen, weken, koken, laten rusten, voorzichtig roeren, enzovoorts. De mooiste opmerking maakt Tokue op het moment dat haar bonenpasta bijna af is. De zoetstoffen gaan erbij en Sentaro wil de boel aan de kook brengen. Tokue reageert verontwaardigd. Deze ontmoeting is een eerste date: de twee moeten eerst een paar uur aan elkaar wennen. Zo’n opmerking snijdt hout; dan wordt spiritualiteit opeens even grappig als poëtisch.