FilmSlot: 3D-cinema

3D! Waarheen? Waarvoor?

Day & Night

Al die argumenten tegen 3D-cinema zijn niet interessant. Wel de vraag hoe je er kunst mee maakt. Antwoord: door subjectief gebruik.

De laatste tijd hebben tegenstanders van 3D-cinema, aangevoerd door Amerika’s bekendste filmcriticus Roger Ebert, enige wind in de zeilen. Hun argumenten tegen 3D zijn echter stuk voor stuk bijziend, irrelevant of oninteressant.

De parallellen met de introductie van geluid en kleur in de cinema zijn te opzichtig om over het hoofd te zien. Ook toen schoot de technologie in eerste instantie tekort en was er verzet van de oude garde, de aanhangers van zwijgende en zwart-witfilms. De klassiekers van de zwijgende cinema werden vergeleken met de eerste onbeholpen geluidsfilms, die weliswaar groot commercieel succes kenden maar, aldus de dwarsliggers, kunstzinnig niets zouden toevoegen en als hype wel snel te gronde zouden gaan.

Ook bij 3D hoor je stupide bezwaren als: wie mist er de derde dimensie bij… [vul hier een willekeurige 2D-klassieker in]? Niemand, natuurlijk, zoals ook niemand kleur of geluid mist bij Nosferatu — Eine Symphonie des Grauens (1922). Andere tegenwerping, al met minder aplomb gebracht: sommige mensen kunnen helemaal geen diepte zien. Nee, en anderen zijn kleurenblind, of helemaal blind. Weg met de cinema!

De enige serieuze bezwaren zijn technologisch. De kwaliteit is momenteel nog te laag, met lichtzwak beeld en schokkerige bewegingen, en wellicht dat mensen toch genoeg krijgen van dat brilletje — als er geen alternatief wordt ontwikkeld. Dat zijn valide tegenargumenten, maar ook oninteressante. Bovendien: de kans is groot dat 3D-cinema, net als kleur en geluid, zijn technische zwakten te boven komt.

Maar hoe maak je dan kunst?!
De echt interessante vraag wordt door deze achterhoedediscussie overvleugeld, namelijk: hoe maak je kunst in 3D? Ook geluid en kleur begonnen commercieel. Net als de cinema zelf. Pas later gingen kunstenaars ermee aan de haal. Bij de moderne opleving van 3D-cinema hebben we daar nog bar weinig voorbeelden van gezien. Maar met een beetje fantasie kan worden geschetst waar het met 3D naartoe moet. De mogelijkheden zijn legio.

Net als bij de introductie van geluid en kleur is stap één het trekken van aandacht (leuke liedjes! fel rood!), stap twee is het ambachtelijke streven naar naturalistische perfectie (daar zitten we nu zo’n beetje), stap drie het uitvergroten daarvan tot een soort supernaturalisme (nog overweldigender geluid, nog diepere kleuren, nog indrukwekkender dieptewerking dan je in werkelijkheid kunt verwachten — Avatar kent hiervan voorbeelden), stap vier het betaalbaar worden van de technologische middelen voor arthouseproducties.

En dan. Dan kunnen we 3D. Van het effect op zich is het nieuwtje af en ook van de kwalitatief steeds betere uitwerking. Goede dieptewerking in de cinema is een middel geworden en niet langer een doel. Wat kunnen kunstenaars met dat middel aanvangen?

De oplossing ligt, opnieuw, bij geluid en kleur. Het kunstzinnig gebruik van geluid en kleur bestaat voor een belangrijk deel uit contra-intuïtieve toepassingen. Geen naturalisme, maar expressionisme. Geluid dat emoties toevoegt aan het beeld, in plaats van louter te bevestigen wat je al ziet. Kleuren die emoties onderstrepen, de aandacht sturen, de toon en sfeer van de scène en de film helpen bepalen. Dezelfde film kan met aangepast geluid en andere kleuren veranderen van een komedie in een horrorfilm, van een gevoelig drama in een groteske parodie.

Dit is bekend. En dit moet ook met 3D gebeuren. De subjectieve, expressionistische, emotionele manipulatie van ruimtelijk effect.
Het wordt interessant, als we ons afvragen wat dat kan inhouden. Een muziekje onder een autorit, een bruine waas over de Waalse mijnstreek — dat is gemakkelijk te verzinnen. Maar wat is de subjectieve toepassing van 3D?

Maar hoe precies?!
Idee. Het omdraaien van de dieptewerking: wat er klein uitziet, in de verte, wordt door de 3D-werking juist naar voren gehaald — bijvoorbeeld omdat het voor de hoofdpersoon een relevant detail is.

Nog een idee. Het vervormen van de dieptewerking. Je kunt een psychedelisch effect bereiken door de onderdelen van een gezicht alle kanten op te laten dansen: een neus deukt naar binnen, ogen gaan naar achteren en naar voren — maar zonder dat het gezicht, als je met één oog kijkt, opvallend vervormt. Alles alleen met 3D gedaan.

Of je laat de diepte wegvallen: opeens klapt de derde dimensie weg en staat de hoofdpersoon in het platte vlak. Je kunt daarmee bijvoorbeeld het moment dat ‘het muntje valt’ verbeelden.

Omgekeerd kun je de dieptewerking sterk vergroten, bijvoorbeeld wanneer de hoofdpersoon zich in zijn eenvoudige appartement, dankzij die ene kus, plotseling de koning te rijk voelt.

Zulke effecten zijn te combineren, het ene kan overgaan in het andere, en ze hoeven niet expliciet merkbaar te zijn voor de kijker. De mate van dieptewerking kan ook subliminaal worden aangepast, om gevoelens van geslotenheid of juist vrijheid op te roepen.

In dit soort ideeën schuilt de cinematografische kracht van 3D, de potentiële verrijking van de kunstvorm. Daar zouden we het over moeten hebben.


Zo dan?!

Gooi- en smijtwerk
Vanaf het prille begin zijn in 3D-films zwaarden, rotsblokken en heen en weer schietende jojo’s over de hoofden van bioscoopbezoekers gevlogen — My Bloody Valentine (2009) deed dat onlangs nog prima. Net als bij een blik van een acteur in de camera lijdt echter de suspension of disbelief onder dit doorbreken van de vierde wand. Avatar (2009) maakt er daarom opmerkelijk weinig gebruik van.

Pixar
In Up (2009) is de dieptewerking binnen het stoffige huisje expres verminderd, zodat het effect van het betreden van de buitenwereld wordt uitvergroot. Maar echt inspirerend gebruik van 3D maakt Pixar pas in de kortfilm Day & Night (2010), over twee platte lijnfiguurtjes, waarvan de buitenlijnen vensters zijn op een driedimensionale (en narratief-psychologisch onderbouwde) binnenwereld.

Kijkdoos
Als je niets het scherm laat uitsteken, krijg je dus een kijkdoos. Dat effect kan worden versterkt met stapsgewijze dieptelagen, wat een mooie stilering tot gevolg kan hebben. Een goed voorbeeld geeft de silhouet-animatie in Les contes de la nuit (2011) van Michel Ocelot. Op een andere, maar verwante manier sloot Hitchcock in zijn 3D-film Dial M for Murder (1954) de kijker met Grace Kelly op in een claustrofobische ‘doos’, een enkele kamer.

3Documentaires
Het streven naar naturalisme vindt een natuurlijke partner in die dingen waarvan we ons ook in werkelijkheid extra sterk de ruimtelijkheid bewust zijn. Zoals grottekeningen die van het reliëf op de wanden gebruikmaken in Werner Herzogs Cave of Forgotten Dreams (2010) of de bewegingen van dansers in Wim Wenders’ Pina (2011). Natuurfilms passen ook in dit straatje; in 2010 draaide de eerste 3D-film op IDFA, kikkerdocumentaire Cane Toads: The Conquest (2010). En als post scriptum werden dit jaar twee 3D-nazifilms uit 1936 ontdekt, elk van een half uur.