Voorjaarsoverleg 2023

Niemand kan meer om de streamers heen

Aan tafel van links naar rechts: presentator Floortje Smit, Doreen Boonekamp en Peter Kwint. Op de voorgrond Alex de Ronde en Rachel van Bommel.

Investeringsverplichting – het is een begrip dat al een tijdje rondzingt in de mediawereld en de bijbehorende politiek. Geen wonder dat dit gisterenavond het eerste onderwerp was van het Voorjaarsoverleg, de jaarlijks in het Ketelhuis gehouden debatavond over brandende kwesties in de Nederlandse filmwereld. Daarnaast stonden ook de honoreringspraktijk van de publieke omroep en problemen bij het Filmfonds op de agenda.

Je zou zelfs kunnen zeggen dat die investeringsverplichting de afgelopen jaren een van de terugkerende kwesties op het Voorjaarsoverleg was. Het betreft wetgeving die streamers als Netflix, Amazon of Videoland verplicht een percentage van hun omzet in Nederlandse producties te investeren. Niet zo heel ingewikkeld, zou je op het eerste gezicht zeggen. Te meer daar er al een duidelijke Europese richtlijn is en veel andere landen Nederland voor gingen.

Verbazingwekkend eigenlijk dat het meer dan vier jaar moest duren voor er een concreet voorstel in de Tweede Kamer behandeld kon worden. Terugbladerend door mijn notities zag ik dat een voorstel in die richting van de Raad voor Cultuur in 2018 al gespreksonderwerp op het Voorjaarsoverleg was. Vorig jaar was de toen nog verse staatssecretaris Cultuur en Media Gunay Uslu persoonlijk in het Ketelhuis om optimistisch mee te delen dat nu toch echt de laatste puntjes op de i werden gezet. Uslu hoopte dat de wet op 1 januari 2023 in werking kon treden. Toch niet dus.

In maart was er dan toch een concreet wetsvoorstel dat beoogde streamingdiensten verplicht 4,5% van hun in ons land behaalde jaaromzet te investeren in Nederlandse films en series. Een voorstel dat volgens verschillende brancheorganisaties best nog wat aangescherpt kon worden – bijvoorbeeld de omzetgrens verlagen van 10 miljoen naar 2 miljoen euro. Waarna tijdens het kamerdebat ingediende amendementen, heel teleurstellend, juist in omgekeerde richting bewogen. Onder meer door naast investering in films en series ook investeringen in andere programma’s, zoals realityshows mogelijk te maken. Ook het voornemen om die investeringen grotendeels naar onafhankelijke producenten te laten gaan, kwam op de helling.

Inmiddels is de coalitie het toch eens geworden over een soort compromis: 5% van de jaaromzet, waarvan de helft te besteden aan films en series en 60% richting onafhankelijke producenten. Dit wordt op 24 mei behandeld in de Tweede Kamer, en dat belooft, volgens Kamerlid Peter Kwint (SP) een interessante ochtend te worden.

Onthutsend
Dat is de situatie waarover de in de filmwereld doorgewinterde consulent Doreen Boonekamp (was onder meer Filmfondsdirecteur) en genoemd Kamerlid Peter Kwint hun licht lieten schijnen.

“Onthutsend” vond Boonekamp het Kamerdebat over het wetsvoorstel. Volgens haar kwam met de amendementen het doel van de wet, namelijk ondersteuning van de culturele av-sector, op losse schroeven te staan. Over het nieuwe wetsvoorstel dat op 24 mei behandeld gaat worden, hebben zowel Boonekamp als Kwint gemengde gevoelens. Aan de ene kant teleurstelling over de afzwakking van de aanvankelijke opzet, aan de andere kant het gevoel dat er toch iets gered is en de hoop dat de wet nu eindelijk in werking kan treden.

Kwint vergeleek het met de situatie waarin je bent bestolen van 100 euro, en je vervolgens blij moet zijn wanneer je toch nog 50 euro terugkrijgt. Hij zal bij het komend debat zeker van zich laten horen (“de beuk erin”), maar begrijpt ook wel dat er niet heel veel meer te veranderen valt. Of misschien toch nog die verlaging van de omzetgrens van 10 miljoen naar 2 miljoen?

BTW-gevaar
Over de vraag of die afzwakkingsamendementen waren ingegeven door een sterke lobby van de streamingdiensten konden zowel Boonekamp als Kwint weinig zeggen. Maar Boonekamp ziet wel dat bepaalde partijen zeker voordeel zullen hebben bij het schrappen van de investeringsbeperking tot films en series.

Gespreksleider Floortje Smit (adjunct-directeur Ketelhuis) vroeg zich af of er wel genoeg politieke waardering is voor het werk van filmmakers. Kwint en Boonekamp zien veel desinteresse en weinig besef van de vaak schrikbarend lage honorering van de makers. “Vergelijk dat eens met de houding van de Franse president”, aldus Boonekamp, die nog een andere bedreiging signaleert. In het kader van komende bezuinigingen zou ook zomaar het lage BTW-tarief voor bioscopen kunnen verdwijnen. “We hebben dan wel een staatssecretaris met hart voor cultuur, maar dat neemt niet weg dat zulke ongelukken toch zouden kunnen gebeuren. Snel aan de bel trekken dus”, meent Kwint.

Zorgen over fundament
In de vlot gemonteerde terugblik waar dit Voorjaarsoverleg mee opende, was ook ruimte voor positief nieuws. Van de nieuwe films van Zara Dwinger (Kiddo) en Sacha Polak (Silver Haze) op de Berlinale, de Emmy voor de kinderserie Kabam! en de vele successen van Knor tot nieuwe Amsterdamse bioscopen en nieuwe distributeurs. Maar dat kon niet verhinderen dat de toon van dit Voorjaarsoverleg toch wat ernstiger was dan een jaar geleden.

Hoewel het een debatavond heet te zijn, was het vooral een tamelijk nuchtere beschouwing van de huidige stand van zaken met de bijbehorende zorgelijke kanten. Tot echte discussies kwam het niet, en het was natuurlijk jammer dat bij het eerste onderwerp geen vertegenwoordiger van een van de streamers was aangeschoven. “Helaas”, aldus Nico van den Berg, lid van het redactieteam van het Voorjaarsoverleg. Daarbij opmerkend dat het moeilijk is om die partij aan tafel te krijgen.

Het ging deze avond wel heel duidelijk over het fundament waar makers van speelfilms, documentaires en series op moeten kunnen bouwen. Ook de andere twee onderwerpen – honorering door de publieke omroep en problemen bij het Filmfonds – hadden alles met geld te maken. Ook de streamers doken daarbij weer op. Daar kunnen we niet meer omheen.

Onderbetaald werk
Het onderwerp van het tweede panel, de honoreringspraktijk van de publieke omroep, sloot nauw aan bij een recent NRC-artikel daarover. De als klokkenluider optredende Monique Nolte (Het beste voor Kees) deed daarin een boekje open over haar slechte ervaringen en haar vergeefse poging om voor een vervolg op deze succesvolle documentaire een behoorlijke honorering te krijgen.

In het Ketelhuis werd Nolte nu geflankeerd door producent Rachel van Bommel (Soof, ANNE+) en regisseur Tim Oliehoek (Spion van Oranje, Wiplala, Arcadia). Oliehoek maakt nu de eerste Nederlandse film voor Disney+, De ballonvaarder die uit de lucht kwam vallen.

Nolte vertelde hoe ze acht jaar lang probeerde een goede deal te maken met de NPO, maar uiteindelijk besloot met de vervolgdocu Kees vliegt uit naar Videoland te gaan. Ze is blij met het rumoer dat is ontstaan en vindt dat makers een vuist moeten maken. Streamers kunnen daarbij zeker een alternatief zijn.

Maarten Treurniet, voorzitter van het Dutch Directors Guild (DDG), was ook aanwezig en vertelde hoe de DDG makers had opgeroepen om hun ervaringen op te sturen. “Schrikbarend”, noemt hij al de onvrede over onderbetaald werk die daarbij naar voren kwam. Wat aanleiding was voor een stevige brief richting NPO. Een goed moment om de eveneens aanwezige Paul Doop, lid van de Raad van Bestuur van de NPO, om een reactie te vragen. Die hield zich echter behoorlijk op de vlakte met ontwijkende antwoorden en opmerkingen als “de NPO is voor een faire en eerlijke beloning” en “we willen verbeteren”. Maar goed, een gesprek met het DDG staat in ieder geval op de agenda.

Over zijn overstap naar Disney+ heeft Tim Oliehoek voorlopig niet te klagen, al heeft hij de NPO nog niet afgeschreven. Hij is zeker trots op wat er op seriegebied is gedaan. Dat de streamers een belangrijke speler zijn geworden, ziet ook Rachel van Bommel. Ze merkt bijvoorbeeld dat scenaristen die bij de ontwikkeling van een nieuwe speelfilm zijn betrokken soms overstappen naar een streamer. Bij diverse speelfilms heeft ze al zo’n wisseling van medewerkers gehad. Van Bommel laat geen mensen onbetaald werken, ze betaalt wat ze kan, maar een grote streamer biedt vaak meer.

Toch ziet ze de streamers wel als een verrijking van het speelveld en hoopt dat, als de markt zich settelt, de verschillende partijen hun posities vinden. Een serie in coproductie van NPO met een streamer zou bijvoorbeeld mooi zijn, daarmee breng je het werk de wereld is. Zover is het nu nog niet.

Filmfonds
Intussen kampt met Filmfonds, een belangrijke speler in het veld, met veel problemen. En niet vanwege het feit dat directeur Bero Beyer begin januari om gezondheidsredenen verlof moest nemen. Voormalig Eye-directeur Sandra den Hamer is recent ingestapt als tweede interim-directeur, en zit nu op haar derde werkdag al aan tafel in het Ketelhuis. Gevraagd naar Beyer meldt ze dat het iets beter gaat, maar dat hij langer rust nodig heeft dan verwacht. Zeker tot na de zomer.

Intussen is het aan haar om een begin te maken met een plan van verandering. Er speelt veel. Van de talloze aanvragen kan maar een klein deel worden gehonoreerd, wat weer tot veel boosheid en frustratie leidt. “We zijn voornamelijk met afwijzen bezig.” Een goed begin zou zijn als er minder aanvragen komen, maar hoe doe je dat? Een ander voorbeeld is dat scenaristen zich niet serieus genomen voelen door de consulenten. En als een schrijver zich de kritiek en aanwijzingen ter harte heeft genomen en met een nieuwe versie komt, kan het gebeuren dat er opeens een andere consulent zit die er weer heel anders over denkt. (Grote instemming vanuit de zaal.)

Maarten Treurniet haalt aan dat er ooit sprake was van een mogelijke Raad van Advies waar verschillende sectoren uit het veld in vertegenwoordigd zouden zijn. Die is er echter nooit gekomen. Hij merkt ook op dat het mis ging toen producenten boven de andere makers werden gesteld.

Het is duidelijk tijd voor een grondige herbezinning en verbetering. Den Hamer ziet dat er veel gebeuren moet. Het Fonds moet duidelijker zijn en het vertrouwen van de makers terugwinnen. Den Hamer: “We luisteren, laten we een begin maken met verandering. En laten we weer gaan praten over films.”