IFFR-blog 15: Masterclass Bong Joon-ho
'Parasite is de zwarte komedie die ik ook in werkelijkheid zie'
Middenin een druk schema van prijsuitreikingen en industry-borrels van Londen tot L.A. maakte Bong Joon-ho ruimte voor een bliksembezoek aan het IFFR, voor de wereldpremière van de zwart-witversie van zijn monsterhit Parasite én een levendige masterclass.
Is het een understatement om te zeggen dat het IFFR een vooruitziende blik had toen het in 2001 Bong Joon Ho’s speelfilmdebuut Barking Dogs Never Bite presenteerde en de regisseur een van de grote talenten van de Koreaanse cinema noemde? Mijn eigen kennismaking met Bong was in 2007, met monsterthriller The Host. Opwindende cinema en overrompelend kijkplezier, waarbij passie voor film en sociale relevantie moeiteloos samengaan.
Ook Bongs latere werk gaf telkens het gevoel dat je iets bijzonders had beleefd. Spanning, tragikomedie, aangrijpend drama, sociale of politieke satire, allemaal verpakt in genrevariaties. Grote hits in zijn thuisland en geliefd bij de internationale kritiek. Zijn met een Gouden Palm en Golden Globe bekroonde Parasite is genomineerd voor zes Oscars en trok in Nederland al ruim 200.000 bezoekers. Niet gek dus dat de masterclass die hij woensdag in Rotterdam gaf al snel was uitverkocht.
Als speciale traktatie vertoont het festival naast die masterclass ook Bongs speciale zwart-witversie van Parasite, de satirische komedie-thriller-horrorfilm over de botsing tussen een arme en rijke familie. Wanneer iemand uit het publiek Bong vraagt te speculeren op zijn kansen zegt hij simpelweg: “1917 gaat winnen.”
Bong is voor het eerst sinds Barking Dogs Never Bite zelf ook weer in Rotterdam. Met programmeur Gerwin Tamsma als aangever begint de laconieke Koreaan aan de geanimeerde, bijna twee uur durende sessie. “Fijn dat jullie me even uit de pre-Oscar-hectiek in Los Angeles hebben gehaald.” Bong lijkt soms een beetje op zijn films. Altijd in voor een grap of een relativerende noot, maar uiteindelijk ook heel serieus over de kracht van cinema en de tragische kant van het leven. Bijvoorbeeld als hij antwoord moet geven op de onvermijdelijke vraag waarom hij een zwart-witversie wilde maken. “Pure ijdelheid. Zo kon ik mezelf wijsmaken dat ik een klassieker had gemaakt.”
Maar dat is natuurlijk niet het enige wat hij daarover te zeggen heeft. Het heeft veel te maken met zijn bewondering voor de echte klassiekers, zoals het werk van Kurosawa en Hitchcock. En met zijn jeugd, toen hij in de jaren zeventig de zwart-wittelevisie thuis als cinematheek gebruikte. “Mijn moeder had liever niet dat ik naar de bioscoop ging, omdat je daar allerlei bacteriën kon oplopen.”
Struikelen
Met de ins en outs van Parasite als vertrekpunt gaat het gesprek ook over thema’s en typische Bong-details van zijn eerdere werk. Hij is duidelijk gecharmeerd (“Great job!“) van de montageclip die het festival maakte van rennende, struikelende en vallende mensen in zijn films. Hij herinnert zich een dergelijke scène die hij opnam met een stuntman die de valpartij heel professioneel uitvoerde. Maar Bong wilde juist geen martial-arts choreografie. “Doe het lelijker”, was zijn opdracht. De stuntman wist niet wat hij ermee aan moest. “Ik hou nu eenmaal van chaos, zo gaat het in het echte leven ook.” Er gebeurt veel onhandigs in zijn films, wat eigenlijk een beetje in tegenspraak lijkt met de zeer gedetailleerde manier waarop hij zijn storyboards uitwerkt. Maar daarom is het toch ook wel typisch Bong.
De twee kanten die er altijd aan zijn werk zitten – cinema en realiteit – lopen als een rode draad door de masterclass. Er duiken allerlei voorbeelden op die iets laten zien van de slimme, doordachte en tegelijkertijd toch ook intuïtieve manier waarop Bong zijn films in elkaar puzzelt. Een seksscène in Parasite gebeurt op een bank naast een tafeltje waaronder zich juist de arme familie heeft verstopt. Daardoor wordt het ongemakkelijk en kan de kijker geen voyeur meer zijn. Net als de mensen onder het bed zijn we tegen wil en dank getuige.
Trappen dan. Die duiken in Parasite veelvuldig op, tot in het ontwerp van de koffietafel aan toe. Trappen verbinden letterlijk de hoger en lager gelegen locaties, en figuurlijk de hogere en lagere klassen. Want naast alle spanning, vernuft en plezier komt bij Bong altijd ook een visie op de samenleving in beeld. The Host verwees duidelijk naar de protesten die opkwamen toen het leger in Zuid-Korea nog aan de macht was. Parasite is een metafoor voor de klassensamenleving, waarin arm op een tamelijk creatieve manier in opstand komt tegen rijk.
Toch werd Parasite vanuit linkse hoek hier en daar bekritiseerd omdat de film juist te weinig klassenbewustzijn zou tonen. “Nee, inderdaad, de achtergestelden vormen geen front”, zegt Bong daarover. “Ze vechten elkaar juist de tent uit. Dat is de zwarte komedie die ik ook in werkelijkheid zie.” Waarbij hij aangeeft een hogere pet op te hebben van vrouwen dan van mannen. “De mannen halen meestal de stommiteiten uit.”
Het scherpe oog voor de puinhoop die we er in het leven van maken zou iets te maken kunnen hebben met het feit dat Bong ooit sociologie studeerde, maar dat relativeert hij meteen. “Ik heb van die studie weinig opgestoken, want ik hing altijd in de filmclub rond. Daar ontmoette ik vrienden van allerlei verschillende achtergrond. Dat was mijn echte leerschool sociologie. De samenleving was toen hevig in beroering, met veel demonstraties en protesten.”
Souterrain
Ook de complexe verhouding die Zuid-Korea heeft met de Amerikaanse cultuur en politiek duikt regelmatig in zijn werk op. “The Host begint met een scène waarin een Koreaanse laborant in opdracht van zijn Amerikaanse chef vergif in de rivier loost, met alle gevolgen van dien. Ik draaide die film met een deels Amerikaans team. Ze vonden die satirische kant heel interessant.”
Toen hij voor het draaien van Okja in Amerika verbleef, raakte hij geïnteresseerd in de arme witte onderklasse van Trump-stemmers. Hoe die sociale relevantie haast onmerkbaar in allerlei details sluipt, blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat de arme familie in Parasite in een souterrain woont. Half beneden straatniveau, maar nog hoog genoeg om wat uitzicht te hebben. Er is nog wat hoop.
Hoewel Parasite wereldwijd een hit is, was dat niet de verwachting: Bong wilde gewoon een Koreaanse film maken. Zo zitten er allerlei details in die de buitenlandse kijker niet direct zal herkennen. Zoals een verwijzing naar de handel in Taiwanese cupcakes, in Korea in de crisisjaren populair onder mensen die hun baan waren kwijtgeraakt en die toch iets probeerden te verdienen.
Een film die onverwacht opnieuw in de belangstelling staat is zijn Memories of Murder (2003), over een politieteam dat vergeefs onderzoek doet naar een seriemoordenaar. Die werkelijk bestaande zaak is onlangs alsnog opgelost. Iets wat Bong stiekem had gehoopt zelf te kunnen doen tijdens zijn research destijds.
Om nog even op Bongs liefde voor zwart-wit terug te komen: ook van Mother had hij al eens een ontkleurde versie gemaakt. Tijdens de masterclass wordt een clip uit Parasite zowel in kleur als zwart-wit vertoond. Zelfs Bong had ze nog niet zo direct naast elkaar gezien. Op de vraag of Parasite in zwart-wit hem nieuw perspectief heeft opgeleverd stelt hij dat het vooral om een ander gevoel gaat. “Alsof het een verhaal van lang geleden is. Het voelt het ook intenser, wreder.”
De zwart-witversie van Parasite is nog tweemaal te zien op het IFFR en draait vanaf 13 februari landelijk in de bioscoop. Een tip voor de fans: het storyboard van Parasite is inmiddels uitgegeven als graphic novel.