Hoe kwaliteit en bereik van Nederlandse films te vergroten
Te weinig bezoekers, geen selectie voor belangrijke festivals en grote, internationale prijzen blijven uit. Het moet beter met de Nederlandse film. Dat was de inzet van het filmdebat dat de Dutch Academy For Film afgelopen vrijdag organiseerde in Eye. De toon was constructief, de uitkomst concreet.
Voor wie nog nooit een discussiemiddag over de toekomst van de Nederlandse film had bijgewoond, legde moderator Floortje Smit nog eens uit hoe dat ging. “Eerst concluderen dat het niet goed gaat met de Nederlandse film en zijn we allemaal verdrietig. Maar wij hebben ook geen Lukas Dhont, verzucht de een. En ook geen films als Druk, zegt de ander. Dan wordt geconcludeerd dat er te weinig geld is en wordt met beschuldigende vingers gewezen. Tenslotte gaan we met z’n allen aan de borrel en verandert er niets.”
Die ironische binnenkomer onderstreepte de bedoelingen die DAFF-directeur Jenny Booms eerder al had uitgesproken. Deze middag vereiste actieve deelname en moest concrete actieplannen opleveren. Dat is ook nodig volgens Booms, die daarbij het zogenaamde Olsberg-rapport aanhaalde. Uit dit in september gepresenteerde onderzoeksrapport bleek dat Nederlandse films slecht scoren in vergelijking met producties uit andere Europese landen. Ze worden niet geselecteerd voor A-festivals en worden steevast overgeslagen als belangrijke internationale prijzen worden uitgereikt.
De cijfers van Koen de Groot, business intelligence analist van de brancheorganisatie NVPI, bevestigden het weinig florissante beeld. Er worden in Nederland steeds meer films uitgebracht – 82 en 77 in respectievelijk 2022 en 2023 versus 58 en 66 in 2017 en 2018 – maar die films trekken gezamenlijk niet meer bezoekers. Het aantal verkochte kaartjes per Nederlandse film daalt dus al jaren. Opmerkelijk is overigens dat onafhankelijke bioscopen een belangrijke rol spelen in het aan de man brengen van de Nederlandse film.
Voordat de ruim tweehonderd aanwezigen in groepen uiteen gingen om voorstellen voor verbetering te formuleren, interviewde middagleider Smit de Vlaamse producent Bart Van Langendonck. Met zijn bedrijf Savage Film scoorde hij met Rundskop (2011) een van de eerste grote 21ste-eeuwse successen van België. Onverwacht, volgens hem, maar de fysieke metamorfose van hoofdrolspeler Matthias Schoenaerts zorgde voor veel publiciteit en het in plat Limburgs gesproken drama bleek aan het begin te staan van een herwaardering van dialectfilms. De Patrick (2019) deed het daarentegen veel minder, ondanks het optreden van Bekende Vlaming Kevin Janssens. Het recente Het smelt doet het wel weer beter, mede dankzij een bestseller als bronmateriaal en de bekende actrice Veerle Baetens in de regiestoel. Van Langendonck identificeerde ook de via de VRT gepromote 2-kaartjes-voor-de-prijs-van-1 als belangrijke succesfactor. Hij was desalniettemin teleurgesteld dat deelname aan Sundance nog geen Amerikaanse aankoop had opgeleverd en ook in Nederland scoort de film tegenverwachting matig.
Zo’n nationale promotiecampagne, liefst regelmatig terugkerend, was één van de suggesties die voortkwamen uit de groepssessies. Net als de roep om een tv-programma specifiek over de Nederlandse film, hoewel daar weer tegenin werd gebracht dat ‘de’ Nederlandse film niet bestaat en titels daarom beter gericht onder de aandacht van doelgroepen kunnen worden gebracht.
In de plenaire bespreking van vier van de zestien gespreksgroepen kwamen een aantal dingen steeds terug. Vrijwel iedereen is het erover eens dat meer geld voor minder producties een goed idee is. Op die manier kan meer tijd en aandacht worden besteed aan het script en de samenwerking tussen scenarist, regisseur en producent. Schrijvers zouden ook vaker naar internationale festivals moeten gaan om van buitenlandse collega’s te horen hoe het ook kan. Meer tijd voor reflectie zou makers bovendien beter in staat stellen waarom en voor wie ze hun film eigenlijk maken.
De selectie voor Filmfondssteun moet volgens velen strenger. De aanwezige ad interim-directeur Sandra den Hamer kwam daar meteen aan tegemoet door pitch panels aan te kondigen. Die worden bemand door professionals uit de sector en kunnen volgens haar scherpere keuzes maken. Maar ook producenten zelf moeten strenger zijn. Niet als er onvoldoende geld is opgehaald genoegen nemen met een suboptimale uitvoering, maar doorgaan totdat de begroting wel wordt gehaald of de stekker eruit trekken.
Het voorbeeld van Rundskop indachtig werd gepleit voor meer verhalen uit de regio en verhalen van bevolkingsgroepen die nu nog ondervertegenwoordigd zijn. Authenticiteit is daarbij het magische woord. Want zodra iets echt lokaal is of gericht op een specifieke doelgroep, slaat het vaak ook aan buiten die regio of doelgroep.
Als films eenmaal zijn gemaakt, is er ook nog winst te behalen. Distributeurs doen er goed aan hun trailers veel specifieker te koppelen aan films waar potentieel publiek zit. De marketing moet professioneler – geen posters meer laten maken door een assistent. En een langere draaitijd in de theaters zou het bereik van Nederlandse films ook ten goede komen.
Dit is slechts een kleine greep uit de berg suggesties die uit de groepsgesprekken voortkwamen. De DAFF gaat ze de komende tijd inventariseren en zint op een vervolg van het filmdebat.