Frans Weisz (1938-2025)

Niets anders dan filmen

Frans Weisz. Foto: Ilona van Genderen Stort

Met de dood van Frans Weisz verliest Nederland een groot film- en televisiemaker. Een bijzonder mens die, naast het maken van films, uitblonk in zelfkennis en -relativering.

Het staat buiten kijf dat Frans Weisz (Amsterdam 23 juli 1938 – 7 december 2025) een groot filmmaker was. Dat blijkt uit de lof van filmcritici en collega’s, die hem roemden om zijn acteursregie, mise-en-scene en montage; uit het succes bij het publiek, dat uitliep voor De inbreker (1972), Naakt over de schutting (1973) en Rooie Sien (1975); en uit de vele onderscheidingen die hij kreeg: een koninklijke onderscheiding, twee Gouden Kalveren, een Gouden en Zilveren Beer, de Nederlandse Staatsprijs voor Filmkunst, de Shortcutz Amsterdam Career Award en in 2021 de Career Achievement Award van Film by the Sea.

Wat hem extra bijzonder maakte is de verrukkelijk realistische en relativerende wijze waarop hij zijn prestaties en roem beschouwde. Ik ben een werkezel die hoopt dat hij op een dag een wonder zal meemaken en een film aflevert waar hij helemaal tevreden over is – maar de kans daarop is uitermate klein”, zei hij in een interview in HP de Tijd in 2018.

Weisz was een geboren filmmaker, of in elk geval iemand die besefte dat dat zijn talent was. Hij begon op de toneelschool, tredend in de voetsporen van zijn acterende vader, maar stapte al na een jaar over naar de Filmacademie (waar hij na de oprichting in 1958 de allereerste aangenomen student was). Sindsdien deed hij niets anders dan filmen – hij debuteerde in 1964 met de korte film Een zondag op het eiland van de Grande Jatte. Samen met Pim de la Parra, Wim Verstappen en Jan de Bont hoorde hij tot een nieuwe, frisse lichting filmmakers.

Weisz maakte talloze arthousefilms, publieksfilms, televisieseries, documentaires en vooral heel erg veel commercials (ruim tweehonderd), waar hij zich, anders dan vele collega’s, allerminst voor schaamde. Hij verkondigde regelmatig dat hij het heerlijk vond om reclamefilmpjes te maken – waar hij dan ook erg goed in was – omdat ze hem veel vrijheid gaven, goed betaald werden en hij alle middelen ter beschikking had om ze te maken. “Commercials zijn vaak ook een feest van luxe en comfort: de honorering, de technisch maximale middelen, de herkenbare competitie, de vaak aantrekkelijke ideeën en locaties”, zei hij.

Het moeizame proces van het financieren en maken van zijn eigen films weerhield hem niet van een benijdenswaardig hoge productie. Zijn inspiratie vond hij in boeken – zowel zijn eerste speelfilm (Het gangstermeisje, 1968) als zijn laatste (Het leven is vurrukkulluk, 2018) waren verfilmingen van werk van zielsverwant Remco Campert. Weisz maakte daarnaast meer boekverfilmingen, maar bewerkte ook toneel, dat hij beschouwde als het mooie zusje van de film. Zo maakte hij het drieluik Leedvermaak, Qui vive en Happy End, geschreven door Judith Herzberg, over de Joodse identiteit en de doorwerking van de oorlog – een ander belangrijke inspiratiebron. Verder maakte hij ook documentaires zoals Het wolfsuur (2015) en Het vermoorde theater (2020), zijn laatste werk, over het voormalige Joodse Gosset Theater in Moskou. Naar eigen zeggen was de speelfilm Charlotte (1981), die net als zijn latere documentaire Leven? Of theater? (2012) ging over kunstenaar Charlotte Salomon, zijn lievelingsfilm.

Weisz kende zijn beperkingen. Hij had een Mozart willen zijn, maar “helaas ben ik een Salieri”, zei hij over zichzelf in een interview uit 2003 met Koos de Wilt voor de AvroTros. In datzelfde interview geeft hij toe makers te benijden die uit niets iets creëren. “Dat kan ik niet. […] Ik jat van de capaciteiten van de acteur, de auteur, de fotograaf en de cameraman. Het enige wat ik doe is de analyse. Ik ben de dirigent die het tot een soort eenheid probeert te smeden.”

Die zelfrelativering werd ook geïllustreerd door de anekdote rond zijn koninklijke onderscheiding in 2018, toen hij werd bevorderd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau voor zijn vijftigjarige inzet voor de Nederlandse film. Na afloop van de ceremonie vergat hij de onderscheiding mee naar huis te nemen. Hoe hij over zichzelf als filmmaker dacht was te lezen in Dagboek van een filmmaker (2023), een door Harry Hosman samengestelde verzameling notities die hij maakte tijdens het zenuwslopende proces van het filmmaken.

Weisz was van plan 120 te worden, zei hij in het interview met HP de Tijd. Dat was hem niet gegund. In een ander interview, met Mike Lebbing voor Camera Nostalgia opperde Weisz dat hij graag een film wilde maken die zich zou afspelen in het hiernamaals. Misschien dat die wens dan nog in vervulling kan gaan.


Lees meer over Frans Weisz in ons Dossier met alle Filmkrant-stukken over, met en rond de regisseur.