Pim de la Parra (1940-2024)
Branie, bravoure en brutaliteit
Ieder tijdsgewricht heeft z’n eigen rebellen. Ook onder filmmakers. Maar zelden laten die met zoveel bravoure van zich horen als Pim de la Parra en Wim Verstappen halverwege de jaren zestig. Vrijdag 6 september 2024 overleed Pim de la Parra.
Branie, bravoure en brutaliteit: zo zou je leven en loopbaan van filmmaker Pim de la Parra kunnen samenvatten, die na een kort ziekbed op 6 september overleed. Zonder hem en zijn in 2004 gestorven kompaan Wim Verstappen zou het Nederlandse filmlandschap er in de jaren zestig en zeventig een stuk saaier hebben uitgezien.
‘Pim & Wim’ vormden tussen 1965 en 1976 een legendarisch tweetal dat door de filmpers omarmd werd als het ‘dynamische duo’. Hun productiebedrijf $corpio Films (let op het ironische dollarteken in de naam) schudde de Nederlandse filmwereld medio jaren zestig flink op. Op het briefhoofd van het in maart 1965 opgerichte $corpio staat heel zelfverzekerd “1965 is het belangrijkste jaar voor de Nederlandse film”. Ook in Het Parool laten ze van zich horen: “Ze zullen rekening met ons moeten houden”, kopt de Amsterdamse krant bij een interview met Pim & Wim.
Rebels zijn ze ook: subsidieaanvragen worden steevast provocatief gericht aan het Ministerie van Kutluur. Bovendien zijn ze uitstekend in het genereren van publiciteit, ook al is die soms negatief. Zo werd De la Parra in 1970 netjes (“Mogen we u ontvoeren, meneer?”) en niet geheel tegen zijn wil ontvoerd tijdens de Utrechtse Cinemanifestatie, waar een missverkiezing was georganiseerd. De winnares zou een rol krijgen in de volgende Pim & Wim-film. Vrouwenemancipatiegroep Dolle Mina verstoorde die verkiezing (“Is het hier een veemarkt?”), maar na een verhitte discussie ging de missverkiezing alsnog door. Het incident haalde alle dagbladen.
Er is indertijd nauwelijks sprake van een filmindustrie. Er worden veelal documentaires geproduceerd door mensen als Bert Haanstra en Herman van der Horst. Slechts af en toe ziet een speelfilm het licht, maar die zijn vaak door buitenlandse makers geregisseerd. $corpio staat een meer continue filmproductie voor ogen onder het motto: “Het gaat er niet om wat je filmt, het gaat erom dat je filmt.” Dat kwantiteit boven kwaliteit gaat is bijzaak: “Beter tien slechte films dan één film niet gemaakt”. Ze streven ernaar twee films per jaar te maken voor de prijs van één. Waarbij het duo van rol wisselt: de ene keer is Pim de producent en Wim de regisseur, de andere keer is het andersom.
Rebels
De op 5 januari 1940 in Paramaribo geboren De la Parra komt in 1960 op aanraden van zijn vader, die actief is in de Surinaamse Filmliga, naar Nederland. Aanvankelijk studeert hij Politieke en Sociale Wetenschappen, maar in september 1962 stapt hij over naar de in 1958 opgerichte Nederlandse Filmacademie.
Uit onvrede met het gezapige Nederlandse filmklimaat richt de gedreven De la Parra samen met enkele medestudenten in 1963 het rebelse filmblad Skoop op (“Een blad dat gedoemd is ten onder te gaan”), met in het eerste nummer het artikel ‘De kritiek is ziek’ van De la Parra’s studiegenoot Nikolai van der Heyde en Barbara Meters negatieve bespreking van Haanstra’s Zoo (1961). Haanstra en consorten zijn sowieso de kop van jut, met hun ‘cinéma de papa’. (Andere bekende jaargenoten zijn Jan de Bont, Frans Bromet, Boudewijn de Groot en Adriaan Ditvoorst; Wim Verstappen en Van der Heyde zitten een klas hoger.) Skoop spiegelt zich aan het Franse filmblad Cahiers du Cinéma en de redacteuren zijn allemaal obsessieve filmfanaten. Zo wil De la Parra minimaal twintig films per week zien.
De ‘Nieuwe Golf’ van filmacademiestudenten is in de ban van de Nouvelle Vague en makers als Michelangelo Antonioni en Ingmar Bergman, al staren Pim & Wim zich daar niet blind op: net als de Cahiers-critici houden ze ook van Amerikaanse B-films. In de eerste (korte) films die ze onder de $corpio-vlag produceren, is de Nouvelle Vague-invloed goed merkbaar, zoals in de ook nu nog fris ogende, goedkoop geproduceerde korte films Aah… Tamara (met Kitty Courbois als gids op een Amsterdamse rondvaartboot), Heart Beat Fresco en Jongens jongens wat een meid (met Shireen Stroker).
De eerste speelfilm van Wim Verstappen, geproduceerd door De la Parra, is het baanbrekende De minder gelukkige terugkeer van Joszef Katús naar het land van Rembrandt (1966). Hierin wordt de Nouvelle Vague gekoppeld aan cinéma vérité-technieken. Het verhaal speelt zich af tussen 29 april en 5 mei 1966 en met een vrije camera volgen we Katús in zijn zwerftochten door Amsterdam en zijn ontmoetingen met vrouwen, onder wie zijn ex (Shireen Strooker). Hoofdrolspeler Rudolf Lucieer speelt een rol, maar komt soms in niet geënsceneerde situaties terecht, zoals een provobijeenkomst op het Leidseplein. Het is een film met rafelrandjes, maar ook een film waarin je de energie van de straat voelt, net als bij inspiratiebron À bout de souffle (1960) van Godard. Achteraf gezien geeft Verstappens film – net als De la Parra’s eerdere korte films – ook een uniek tijdsbeeld van Amsterdam, al kwam er indertijd weinig publiek op af.
De la Parra debuteert in 1969 als speelfilmmaker met het Engels gesproken Obsessions (Nederlandse titel: Het gat in de muur), een door Frans Bromet gedraaide, Hitchcockiaanse thriller waaraan de toen nog onbekende Martin Scorsese scenariobijdragen leverde. De muziek was van Hitchcock-componist Bernard Herrmann. Hoewel Obsessions in Nederland lauw ontvangen wordt, verkoopt $corpio de film aan zo’n 65 landen.
Kopje suiker
Een film die wél een miljoenenpubliek trekt, 2,3 miljoen om precies te zijn, is Blue Movie (regie: Wim, productie: Pim). “De film die iedereen gezien heeft en weer wil zien”, is de gretige reactie van de makers op de commotie die hun film (Duitse titel: Das Porno-Haus von Amsterdam) in 1971 veroorzaakte.
Verstappens film wordt aanvankelijk door de Centrale Commissie voor de Filmkeuring verboden wegens “delen die in strijd zijn met de goede zeden”. In dit geval heel letterlijk: het geslachtsdeel van acteur Hugo Metsers verschijnt meermaals in beeld, evenals veelvuldig vrouwelijk naakt. Metsers speelt een ex-gedetineerde die na zijn straf in de Bijlmer gaat wonen en daar de schade in wil halen, want door zijn hechtenis heeft hij de seksuele revolutie gemist. Dus gaat hij als de wiedeweerga bij al zijn buurvrouwen een kopje suiker lenen, onder wie een door Carry Tefsen gespeelde huisvrouw. Waarna van het een het ander komt. Het schandaalsucces van Blue Movie legt de makers geen windeieren: ze worden – voor eventjes – miljonair, al geven ze een deel van de opbrengst weg, onder meer aan de Filmacademie.
Een andere schandaalfilm, Alicia (1974; regie: Wim, productie: Pim), wordt inzet van een rechtszaak: Coca Cola eist dat een masturbatiescène met een colaflesje uit de film gesneden wordt.
Tussendoor maakt het duo het in fraai zwart-wit geschoten Liefdesbekentenissen (1967, regie: Wim), met Ramses Shaffy als schrijver die twijfelt tussen twee vrouwen (Shireen Strooker en Kitty Courbois), en Drop Out (1969, regie: Wim), over een stel scholieren dat in opstand komt tegen het onderwijssysteem. In 1970 volgt De la Parra’s tweede (wederom Engels gesproken) speelfilm, Rubia’s jungle, een psychologisch drama over een jonge vrouw die verstrikt raakt tussen meerdere mannen. De slogan (“Ga Rubia 2 x zien… eerst met je minnaar, daarna met je man”) was succesvoller dan de film zelf.
In 1973 regisseert De la Parra Frank & Eva – Living Apart Together, met Willeke van Ammelrooy (die veelvuldig meespeelt in $corpio-films) als Eva, een vrouw die het overspel van haar man Frank meer dan beu is. In 1975 volgt Mijn nachten met Susan, Olga, Albert, Julie, Piet & Sandra.
Surinaamse wortels
Wan pipel (1976) wordt zowel de doodsnagel aan de kist van $corpio als een voor Suriname uiterst belangrijke film. Het is tevens de productie waarmee De la Parra zijn Surinaamse wortels eert. In de vlak na de onafhankelijkheid van Suriname gemaakte film draait het om de in Nederland studerende Surinamer Roy. Als hij vanwege zijn zieke moeder naar Paramaribo gaat, reist zijn Hollandse vriendin Karina (Van Ammelrooy) hem kort daarna achterna. Maar Roy is intussen verliefd geworden op de Hindoestaanse Rubia – een verboden interraciale relatie – en wil in Suriname blijven om het land op te bouwen.
Met zijn film raakt De la Parra in Suriname (en elders) een gevoelige snaar; Wan pipel is daar inmiddels een klassieker die elk jaar op Onafhankelijkheidsdag vertoond wordt. Een film die bovendien teruggrijpt op zijn onbekend gebleven debuut: Megalopolis I. Deze door drie Nederlandse Surinamers, onder wie De la Parra, gemaakte film draaide in 1963 op studentenfilmfestival Cinestud en gaat over de eenzaamheid en vervreemding van in Nederland woonachtige Surinamers. Een vergeten debuut dat op herontdekking wacht, al schrijven contemporaine critici over de technische tekortkomingen.
Na $corpio’s en De la Parra’s eigen faillissement (door het floppen van Wan pipel) is het even stil rond de anders zo onvermoeibare filmmaker. Hij keert in 1980 terug aan het filmfront met Dirty Picture, een zwart-witfilm zonder geluid met hemzelf in de hoofdrol, maar dat “tweede debuut” kon het tij niet keren: “Pim als trieste amateur”, kopt de Volkskrant. In 1980 vertrekt hij gedesillusioneerd naar Aruba, om in 1985 naar Nederland terug te komen.
Voor een relatief laag budget – al is het voor hem veel – van een half miljoen gulden maakt hij Paul Chevrolet en de ultieme hallucinatie (1985), gevolgd door Als in een roes (1986) en het met een voor zijn doen groot budget van 1,2 miljoen gulden op Bonaire opgenomen Odysee d’amour (1987). Over die laatste film is dagblad Trouw genadeloos: “Prins Pim kroont zich tot koning onbenul”. (Prins Pim is de titel van zijn in 1978 uitgegeven memoires, met als ondertitel “Overdenkingen van een levensgenieter”.)
Daarna breekt de periode van de ‘minimal movie’ aan, door hem ook wel ‘no-budget films’ genoemd. Ze worden in een paar dagen buiten de officiële fondsen om gemaakt, cast en crew krijgen niet betaald (ze delen in eventuele winst) en er wordt per definitie zonder script gewerkt. De grote lijnen van het verhaal staan op papier, maar de uitwerking komt pas op de set.
Improvisatie is een van de meest wezenlijke kenmerken van deze kortstondige filmbeweging. Er zijn weinig middelen, maar er is wel een grote drang een film te maken. “Juist omdat er geen geld is ben je gedwongen van de nood een deugd te maken. De inventiviteit van alle medewerkers zal de uiteindelijke kwaliteit van het product bepalen”, schrijft De la Parra in het productieboek van Openbaringen van een slapeloze (1990), een van de vijftien minimal movies die uiteindelijk gemaakt worden. Lost in Amsterdam (1989, 11 draaidagen met een budget van 70 duizend gulden) is de eerste, waarbij trots op de aftiteling staat “deze film kwam tot stand zonder de steun van het Nederlands Filmfonds”.
De meningen over de (artistieke) kwaliteiten van de films zijn sterk verdeeld, al is de consensus dat de twee minimal movies van Paul Ruven, Max & Laura & Henk & Willie en How to Survive a Broken Heart (1991) de beste zijn. Wel geeft het de makers voor en achter de camera, onder wie Erik de Bruyn, Alejandro Agresti, Leonard Retel Helmrich, Liz Snoyink en Manouk van der Meulen, een nuttige leerschool. In Skrien 178 beschrijft Jan Simons treffend de bijdrage van de minimal movie aan het toenmalige Nederlandse filmlandschap, dat toen in de ban was van boekverfilmingen en kostuumdrama: “[D]e minimal movies openen de ogen van de toeschouwer voor de meer prozaïsche, alledaagse en vaak harde kant van de hedendaagse stedelijke woonomgeving en haar bewoners.”
Eind jaren negentig keert De la Parra voorgoed terug naar Suriname, waar hij de Surinaamse Filmacademie opricht en nog drie films maakt: Ala di (2006), Hori yu Srefi (2006) en Het geheim van de Saramacca rivier (2007). In 2010 werkt hij mee aan de documentaire die In-soo Radstake over hem maakt: Parradox. Ondergetekende schreef er het volgende over in NRC: “Tot zijn grote verdriet en chagrijn is hij nooit erg serieus genomen als kunstenaar, blijkt uit het filmportret. Hij schreeuwt om erkenning.”
Die erkenning kwam in 2019, toen Eye Filmmuseum hem eerde met het programma ‘Parra Odyssee’ en veel dagbladen en andere media hem uitgebreid interviewden.
In 1995 schonk Pim de la Parra zijn persoonlijk en zakelijk archief met een omvang van veertig meter aan Eye Filmmuseum. Een aantal Pim & Wim films, waaronder Obsessions, Rubia’s jungle, Frank & Eva, Wan pipel en Blue Movie, zijn (gratis) te zien via de Eye Film Player.
Op 17 september is deze necrologie aangevuld met informatie over de activiteiten van Pim de la Parra na het faillissement van $corpio en zijn ‘scheiding’ van Verstappen. Pim de la Parra’s ruim vier uur durende uitvaartdienst staat op YouTube.