Jasmila Žbanić over Quo vadis, Aida?

‘Voor mij is oorlog niet sexy’

Foto: Imrana Kapetanovic

Met haar indrukwekkende vijfde speelfilm stort de Bosnische regisseur Jasmila Žbanić zich in de genocide van 1995 in Srebrenica. Ze filmt voor het eerst waar ze voorheen altijd omheen filmde: de oorlogstrauma’s die de Bosnische samenleving voorgoed hebben getekend. “Het is menselijk weg te drukken wat ons pijn doet, maar ik wil onze wonden juist openbaren, zodat volgende generaties niet dezelfde pijn hoeven te voelen.”

Trauma. Als er één woord de films van Jasmila Žbanić samenvat is het dat wel. Al wist de Bosnische regisseur daar in haar eerdere films altijd slim omheen te filmen. Een verhaal over een gemankeerde moederdochterrelatie in het Gouden Beer-winnende Grbavica (2006), een getroebleerd huwelijk in Na putu (2010) en een uit de hand gelopen vakantie in For Those Who Can Tell No Tales (2013) delen bijvoorbeeld allemaal hetzelfde oorsprongsverhaal.

Zonder het expliciet in beeld te brengen raakte Žbanić steeds opnieuw aan de traumatische nasleep van de Bosnische oorlog en de genocide van 1995 in Srebrenica, waarbij in totaal meer dan honderdduizend mensen om het leven kwamen. Het is een zwarte pagina die zowel binnen Bosnië als in de rest van Europa vaak genegeerd, ontkend en vergeten wordt. Als een soort onzichtbare krachten sluimeren die trauma’s in de melancholische en meeslepende verhalen die Žbanić nu vertelt, alsof haar films bezeten zijn door de geesten van het verleden.

In een poging die geesten te verdrijven confronteert Žbanić ons in het meesterlijke Quo vadis, Aida? met de bron van dit trauma. Met hetzelfde oog voor detail als László Nemes’ Son of Saul (2015) laat ze zien hoe in juli 1995 de Bosnische stad Srebrenica wordt belegerd door Servische troepen van generaal Ratko Mladić en hoe Nederlandse militairen van de Verenigde Naties schijnbaar machteloos toekijken terwijl de Bosnische moslims in levensgevaar verkeren. Žbanić, die jarenlang research deed, doet niet alleen de feitelijke en militaire gebeurtenissen eer aan, maar weet in de chaos van het moment ook de emoties en gemoederen onder de Bosnische slachtoffers te verbeelden.

Dat doet ze door dicht bij haar hoofdpersonage te blijven, de Bosnische VN-tolk Aida Selmanagic (Jasna Djuricic) die tussen twee vuren zit. Ze is in dienst van de Nederlandse militairen maar voelt zich ook verantwoordelijk voor haar Bosnische medemensen en familie die zich, opgejaagd door de Servische soldaten, buiten de VN-basis verzamelen. De film is in eerste instantie een krachtige verbeelding van haar moed en daadkracht, maar verandert gaandeweg in een huiveringwekkende verkenning van haar groeiende machteloosheid.

Uw eerdere speelfilms en documentaires gaan over de nasleep van en herinneringen aan de oorlog en genocide in 1995. Met Quo vadis, Aida? filmt u voor het eerst het conflict zelf. Waarom nu? “Dat het nu zo’n vijfentwintig jaar na dat moment is, speelt niet zo’n grote rol. Dat Srebrenica zo goed als vergeten was, is wél belangrijk voor me. De film maakt het hopelijk mogelijk mensen eraan te herinneren dat dit gebeurd is, hoe dit gebeurd is en hoe Europa sindsdien heeft weggekeken. Ik was een tijd geleden bij een evenement van de European Film Academy, waar een spreker zei: “Europa is fantastisch omdat we al jaren geen oorlog hebben gehad.” Toen heb ik wel gezegd dat er in 1995 honderdduizend mensen om het leven zijn gekomen. Ik hoop niet alleen dat deze film helpt met het herinneren, maar dat het publiek ook empathie voelt voor de personages en wat zij hebben moeten doorstaan.”

Uw eerdere films laten niet alleen zien hoe moeilijk het voor mensen in Srebrenica is te vergeten, maar ook hoe moeilijk het is voor buitenstaanders om te herinneren. “Ontkennen is een complexe zaak, omdat het een politieke strategie is. Omdat dit zich in Europa afspeelde, onder het toeziend oog van Europese politici, is het ook iets Europees om er nu niet meer bij stil te staan en er dus geen lessen uit te trekken. Er is een fantastisch boek van Florence Hartmann, Peace and Punishment, waarin zij de politieke beslissingen achter de impotentie van de Verenigde Naties analyseert. We weten dat diezelfde machten vandaag nog in Europa opereren. Voor mij blijft dan ook de vraag: als Srebrenica nu zou gebeuren, hoe zou Europa dan reageren? Ik ben bang dat het niet anders zou gaan.”

De positie van Aida als tolk is slim gekozen, omdat ze een brug vormt tussen de VN en de Bosniërs. Baseerde u zich op een bestaand persoon? “Er was een boek dat ten grondslag lag aan de film, Under The UN Flag van Hassan Nuhanović. Hij was destijds een tolk en zijn familie werd de Nederlandse basis uitgezet. We begonnen met de tolk, omdat we inderdaad iemand zochten die tussen die twee werelden balanceerde; een ambivalente positie. Vervolgens hebben we aan de hand van uitgebreide research zo goed als alle gebeurtenissen gebaseerd op de verhalen van daadwerkelijke slachtoffers. Mijn Aida is een fictief personage, maar wel één die eer doet aan de gebeurtenissen en emoties van die dag.”

In uw eerdere films spelen vrouwen ook altijd de hoofdrol. Waarom? “Ik heb vrouwen ontmoet die de verschrikkelijkste dingen hebben meegemaakt. Sommigen hebben meer dan zes zonen verloren, anderen zestig familieleden. Zij hebben een gedenkplaats voor Srebrenica opgericht en gaan daar elk jaar naar toe. Ze hebben te maken met extreemrechtse politici die hun leed niet erkennen. En nog steeds denken ze niet aan wraak. In Srebrenica zijn 8.372 mensen vermoord en niemand nam wraak. Ik weet niet waar ze hun kracht
en menselijkheid vandaan halen. Zij inspireren mij en geven mij de kracht deze films te maken.”

De genocide van Srebrenica is in uw films altijd een soort onzichtbare kracht die het verhaal voortstuwt. Hier stort u zich volledig in dat moment. Hoe was die confrontatie voor u als filmmaker en hoe wilde u dit moment in beeld brengen? “Er waren veel valkuilen. Ik sta erg dicht bij dit verhaal, dus het eerste wat ik nodig had was afstand, zodat mijn woede niet in de weg zou staan van het vertellen van het verhaal zoals het gebeurde. Mijn blik op dit ene moment is altijd een menselijke geweest: mijn cameravrouw en ik richtten ons steeds op de mensen en vermeden de spektakelbeelden van de oorlog. Te vaak zie ik dat filmmakers, zelfs als ze anti-oorlogsfilms maken, plezier of eros halen uit het verbeelden van de oorlog. Voor mij is oorlog niet sexy. Ik zie niets goeds in oorlog, hooguit banaliteit, geweld en een platform voor sociopaten. We probeerden al die shit te vermijden en ons te focussen op de mensen.”

In de film zien we de omstreden Nederlandse VN-kolonel Thom Karremans zijn beruchte woorden “don’t shoot the piano player” uitspreken en zich zo onttrekken aan enige verantwoordelijkheid. Hij heeft een interessante connectie met Aida die eigenlijk de echte pianospeler van het verhaal is. Hoe kijkt u naar die personages? “De pianospeler zegt eigenlijk: ik kon er niets aan doen. Tegelijkertijd beseffen we allemaal wel dat, als Karremans ook maar een beetje anders gehandeld had, gebeurtenissen anders hadden kunnen verlopen. Aida gebruikt dat excuus nooit. Ze was misschien te druk bezig met het redden van haar familie. Ze is geen heilige, want ze kan niet iedereen redden en dat is voor mij precies waar dit verhaal over gaat. Ik laat eigenlijk een soort krimpproces zien: eerst probeer je de stad te redden, dan alleen je eigen straat, dan alleen je familie en dan alleen maar één persoon. Je krimpt, krimpt en krimpt tot het moment dat je maar één goed ding kan doen. Dat krimpen vind ik zo verschrikkelijk. Dat staat in contrast tot Karremans die de kans had nee te zeggen tegen Mladic, die had kunnen voorkomen dat mensen op bussen werden gezet, die de Serviërs buiten de VN-basis had kunnen tegenhouden. Hij had macht. Hij was niet slechts een pianospeler.”