Felix de Rooy en Norman de Palm over Almacita di desolato,/em>

Een schreeuw in de kosmos

Almacita di desolato

De nieuwe film van Felix de Rooy en Norman de Palm, Almacita di desolato ging met veel succes in première op het afgelopen Rotterdams filmfestival. In de publieksenquête drong hij uiteindelijk zelfs door naar de derde plaats. Gerdin Linthorst genoot mee en sprak met de regisseur en producent.

De Antillianen Felix de Rooy en Norman de Palm maakten, na hun opmerkelijke eerste speelfilm Desiree, vorig jaar op Curaçao een tweede film getiteld Almacita di desolato, een op oude volksvertellingen gebaseerd epos dat handelt over de strijd tussen goed en kwaad, vruchtbaarheid en droogte, creatieve en destructieve krachten.

De niet-sprekende priesteres Solem is in het afgelegen dorp Desolato de behoedster van het geestelijk en lichamelijk welzijn van de dorpelingen. Begeleid door haar ‘stem’ en gids Lucio, een dertienjarige jongen, verzamelt ze in de omgeving geneeskrachtige kruiden. Ze heeft haar vruchtbaarheid moeten opofferen aan het heil van de gemeenschap, het is haar verboden met mannen om te gaan. Op een van haar tochten over de dorre vlakten die het dorp omringen, ontmoet ze echter een gewonde vreemdeling die ze verzorgt in een grot tot op het moment dat hij haar verleidt. Voor haar hieropvolgende, ongeoorloofde zwangerschap, waarop in eerste instantie Lucio wordt aangekeken, doet ze boete door met de jongen en haar pasgeboren dochter Almacita het dorp te verlaten. Op weg naar Matrix de Piedat, de plaats waar de voorvaderlijke geesten verenigd zijn, stuit ze diverse malen op het kwaad dat, onder de verzamelnaam Alma Sola, vele verschijningsvormen kent en in de gedaante van mens of dier het goede belaagt. Tijdens Solems strijd met het kwaad sterft Almacita. Lucio weet met haar door te dringen tot in het geestenrijk alwaar zij liefdevol wordt opgenomen. Het kwaad is hiermee overwonnen, de vruchtbaarheid in het dorp gewaarborgd en gelouterd keren Solem en Lucio terug.

Almacita di desolato ontrolt zich aan de kijker als een kleurrijk prentenboek. In veelal wijde shots, waarin het Curaçaose landschap een eigen rol bezet, speelt zich het dorpsleven af dat met groot enthousiasme – maar wat minder groot acteertalent – door tientallen, Papiamento sprekende amateurtoneelspelers wordt weergegeven. Marian Rolle speelt opnieuw, na haar vertolking van Desiree, een overtuigende rol in een film die is gemaakt voor een groot publiek en die ieders aandacht verdient als eerste Antilliaanse cultuuruiting in speelfilmvorm.

Felix de Rooy: “Voor mij is het heel belangrijk, en dat meen ik uit de grond van mijn hart, dat de bakker en de slager en de juffrouw van de kassa allemaal gaan kijken en hun kinderen meenemen, zodat ze iets meer inzicht krijgen in die andere mensen die ze op straat tegenkomen.”

Heb je daarom beweerd een klassieke Hollywood-film te willen maken?  FdR: “De film is gemaakt in die stijl, met een zorgvuldige decoupage, een uitgewerkt storyboard en dolly- en craneshots. Desiree was een heel subjectieve film vanuit het perspectief van die vrouw. Maar dit thema heb ik gewoon verhalend willen vertellen zonder al te veel grapjes met de camera uit te halen.”
Norman de Palm: “Een ander Hollywood-element is het esthetische plaatje, het ziet er mooi uit. En ook zo’n prachtige man die Solem verleidt is het stereotype van de Hollywood-verleider, hij heeft dat soort swing in de manier waarop hij haar toespreekt, haar beetpakt en zijn haarlokken schudt. Later wordt dat teruggenomen, krijgt hij menselijker proporties omdat hij toegroeit naar het moment waarop hij breekt, kan huilen. Zoals Solems tegenspeelster Palomba, met haar hoofddoek een beetje Vivian Leigh-achtig omgebonden, uiteindelijk niet alleen maar the other woman maar wel degelijk een menselijk persoon blijkt te zijn.”

Voor een arm dorp in een droge vlakte ziet alles er kraakhelder uit, prachtige kreukloze kleding, keurige huizen. Veel glamour in Desolato.  FdR: “Nou, glamour, ik noem het liever esthetiek, die speelt zeker een rol in het vertellen van zo’n mythe. Ik wilde geen gerafelde, hongerige mensen. Ik wilde een dorpsgemeenschap laten zien die zelfbewustzijn uitstraalt, waar mensen trots zijn op zichzelf, hun huis en hun kleding.”
NdP: “In onze omgeving is kleding ook belangrijk, mensen zijn uren in de weer met verhitte strijkboutjes. Je gaat je huis niet uit zonder dat je er perfect uitziet, uitgaan is bij ons nog steeds wat het vroeger hier was: je zondagse kleding aan en je make-up verzorgd.”

De film is wel toneelmatig genoemd.  FdR: “Ik vind dat absolute onzin, het is volgens mij een zeer simpele conclusie van mensen die proberen je te catagoriseren en dan, bij gebrek aan een referentiekader, tot het meest voor de hand liggende komen. Het is ook niet belangrijk hoe een film genoemd wordt, het gaat alleen maar om de emotionele belevenis. Of je nu intellectueel stileert of visueel appelleert of je auditief opwindt en wat voor vorm je daarvoor ook kiest, het maakt niet uit. Het gaat uiteindelijk altijd alleen om de emotie.”

Waarom spreekt Solem niet?  NdP: “Ze symboliseert de vruchtbaarheid, ze is van een geheel andere orde dan elk ander mens. Zij staat boven de beperkingen van de taal en moet het verinnerlijkte, het spirituele uitstralen.”
FdR: “Doordat ze niet praat legt ze ook een brug tussen de verschillende culturen, zij kan het publiek dat geen Papiamento verstaat bij de film betrekken.”
NdP: “Volgens de dorpsroddel in de film is ze stom omdat ze eigenlijk een onwettig kind van haar pleegmoeder Mama Grandi is. Een aardige manier om aan te tonen hoe de menselijke geest elk spiritueel gebeuren naar beneden weet te halen, tot een banaliteit weet te maken.”

Het kwaad heeft in de film verschillende verschijningsvormen.  FdR: “Het kwaad kan je in elke gedaante onverhoeds overvallen. De typisch Antilliaanse verschijningsvorm is die van de leguaan en de warawara-vogel. Een meer Europees symbool is de bok, hier alom bekend als symbool voor satan, denk aan de bokkerijders. Dat is een bevestiging van de Europese culturele invloeden die ook te vinden zijn in de huizen, de interieurs, de kleding. Alma Sola in de gedaante van de vrouw draagt de hoepelrok, de kleding van de spons, de witte eigenaren van de plantage. En in de gedaante van de vreemdeling draagt hij het koloniale blauwe uniform met epauletten. Een deel van Alma Sola, het kwaad, is namelijk het koloniale bewind.
“Als Nederlanders zich een beetje meer verdiept hadden in het land waar ze zo dicht bij betrokken zijn geweest, zouden ze alle symbolen en subtiliteiten in de film beter begrijpen. Nu is het zo dat je als Antilliaan wel een enorme referentie hebt naar de Nederlandse gebruiken en geschiedenis, maar andersom niet. Wij verstaan jullie wel, maar wij zijn net als Solem, jullie horen óns niet.”

Je eerste twee films gaan beide over vrouwen.  FdR: “In de klassieke vorm hebben kunstenaars meestal hun ideeën weerspiegeld in de vrouwelijke vorm. De vrouw is van veel een symbool: de Franse Marianne, Vrouwe Justitia.”
NdP: “Ik ben echt specifiek geïnteresseerd in vrouwen. In mijn opvoeding waren vrouwen dominant. Bij ons, maar ik geloof ook nog in de Europese maatschappij, zijn het de grootmoeders en moeders die bepalen wat je wel of niet kunt doen. En ondanks hun vaak ondergeschikte positie beschikken ze over veel macht, die ze op een interessante manier en veel minder autoritair dan mannen gebruiken. Ze hebben een ongebreidelde hoeveelheid kracht om repressie om te zetten in winst, dat fascineert me. Aan de andere kant hebben veel mannen een deel vrouw en veel vrouwen een deel man in zich. Wanneer de vreemeling Solem verleidt, zegt hij: ‘Wij zijn twee kanten van één waarheid.’ Een opmerking die alle tegenstellingen in de film omvat: goed en kwaad, zwart en wit, man en vrouw, vruchtbaar en droog.”
FdR: “Als je je ervan bewust bent dat je ieder vanuit je eigen culturele achtergrond van hetzelfde een deel bent, kun je volgens mij veel beter samenwerken op weg naar iets constructiefs. Uiteindelijk is elke poging tot communicatie, in wat voor vorm dan ook, niets anders dan een soort schreeuw in de kosmos om te laten weten dat je ook bestaat, dat je deel uitmaakt van het grote geheel, zoals ieder ander mens. Daar gaat het eigenlijk in principe allemaal om.”