Gualtiero Jacopetti

Zwarthemd of zwartkijker?

Addio Africa

Een opmerkelijk onderdeel van het festival Africa in the Picture is de vertoning van drie omstreden Italiaanse documentaires over Afrika en de slavernij, uitgekozen en ingeleid door Felix de Rooy. De regisseur, ex-organisator van de tentoonstelling Wit over zwart, vindt het tijd voor een herwaardering van de films van Gualtiero Jacopetti. Diens Africa addio werd in 1966 in Nederland door demonstranten, journalisten en een parlementariër tot fascistische propaganda bestempeld.

Door alle recente aandacht voor de videoreeks Faces of Death en reality-tv zou men haast denken dat het nieuwe fenomenen betreft. Niets is minder waar. Met hun debuutfilm Mondo cane (‘Hondse wereld’) lanceerde het regisseursduo Gualtiero Jacopetti en Franco Prosperi reeds in 1961 het genre van de schandaaldocumentaire, dat sindsdien met de term mondofilm wordt aangeduid.

De Italianen reisden de hele wereld af om uitwassen van de menselijke natuur vast te leggen. Uiteenlopende zaken als de consumptie van hondevlees in Taiwan, knokpartijen op de Reeperbahn in Hamburg, vruchtbaarheidsrituelen in Polynesië en de onthulling van een standbeeld ter ere van Rudolph Valentino in Italië werden tegen elkaar afgezet. Voorzien van Jacopetti’s ironische commentaar kreeg de toeschouwer een les in nederigheid: wie spreekt over ‘hogere’ westerse beschaving en ‘primitieve’ Derde Wereld-culturen heeft het mis, we zijn allemaal even krankzinnig en barbaars.

Viel die boodschap niet bij iedereen in goede aarde, Jacopetti’s werkwijze riep nog meer vraagtekens op. Als de werkelijkheid niet schokkend genoeg was, hielp de regisseur een handje. Zo toonde hij de doodsstrijd van een zeeschildpad die door “radioactieve straling haar richtingsgevoel kwijt is” door het dier landinwaarts te laten kruipen, waarna ze om onverklaarbare redenen plotseling op haar rug ligt en sterft. De vervolgfilm Monde cane 2 bevatte eveneens dergelijke doorzichtige manipulaties en uiterst suggestief commentaar. Jacopetti kreeg de naam een vervalser te zijn, die uit sensatiezucht ‘de waarheid’ naar zijn hand zette om zijn bankrekening te spekken. Die reputatie speelde hem flink parten toen hij zich met Africa addio (‘Vaarwel Afrika’) op een actuele politieke situatie richtte.

Verzoeknummer
Dankzij het enorme succes van zijn Mondo cane-films kreeg Jacopetti eind 1962 van de Italiaanse producent Angelo Rizzoli carte blanche voor zijn grote Afrika-project. Drie jaar lang trok de cineast met zijn filmploeg over het continent. Het waren roerige tijden, menig koloniaal bewind kwam ten val en de chaos die de blanke overheersers achterlieten was aanzienlijk. Burgeroorlogen gingen gepaard met plunderingen en slachtpartijen en Jacopetti zat er middenin.

In december 1964 werd de regisseur in het weekblad L’espresso van onoorbare praktijken beschuldigd. Journalist Carlo Gregoretti beschreef in het artikel ‘Een privé-oorlog in CinemaScope’ hoe Jacopetti een actie van blanke huurlingen in het Kongolese plaatsje Boende gefilmd had. Hij suggereerde dat de cineast een executie van drie ongewapende jongetjes als fotogeniek verzoeknummer kreeg opgediend. L’espresso diende in Rome een aanklacht tegen de filmploeg in.

Jacopetti wist het verhaal met behulp van talloze getuigenverklaringen te ontzenuwen. Hij werd na een jaar vol speculatie vrijgesproken, maar het kwaad was reeds geschied: Gregoretti’s verhaal werd in heel Europa aangehaald, Jacopetti’s antwoord doodgezwegen.

In maart 1966 beleefde Africa addio in Rome zijn wereldpremière. De Nederlandse journalist Adriano Luydjens deed er in het Utrechtsch Nieuwsblad verslag van en meldde dat zo’n 130 uur geschoten materiaal was teruggebracht tot een film van tweeëneenhalf uur. Over de vraag of het een bonafide documentaire betrof schreef hij: ‘Zeker, de opnamen zijn echt; wat men te zien krijgt gebeurt werkelijk. Maar het is slechts een deel van de werkelijkheid. Wie uit een zo overweldigend rijk materiaal een keuze gaat doen […] krijgt bijna noodzakelijk een verwrongen beeld.’

Dat verwrongen beeld komt er op neer dat de Europeanen Afrika te overhaast hebben verlaten, waarop de Afrikanen elkaar en de inheemse fauna in rap tempo begonnen uit te moorden. Een half jaar na de première herzag Luydjens zijn oordeel over de authenticiteit van de opnamen. De beelden die Jacopetti van de pogroms tegen de Arabieren op Zanzibar toonde waren verdacht. Helikopter-opnamen van een strand vol aangespoelde lijken werden door Luydjens opnieuw kritisch bekeken. Alle slachtoffers bleken gekleed in ‘keurige witte boernoesen’, hielden een hand onder hun hoofd om geen zand ‘in hun kroezige lokken’ te krijgen en waren volkomen intact na een verblijf in zee ‘waar het wemelt van de haaien’.

Infernaal spektakel
Op 18 augustus 1966 werd Africa addio door de Centrale Commissie van de Filmkeuring goedgekeurd voor openbare vertoning in Nederland, voor een publiek van achttien jaar en ouder. Er werden geen coupures voorgeschreven. De versie die door distributeur DLS-film werd uitgebracht was al een half uur korter dan de Italiaanse. Om de uitbreng van educatieve films te stimuleren bracht de keuring bij documentaires geen kosten in rekening. Voor het keuren van Affrica addio moest wel betaald worden, de commissie was van mening dat de film ‘in zijn geheel niet als documentaire kan worden beschouwd’.

De Katholieke Film-Centrale, die destijds als buffer tegen zedelijk en moreel verval de zuidelijke provincies afschermde, ging aanvankelijk nog een stap verder. Er was sprake van een ‘racistische mentaliteit’, Jacopetti ging geheel voorbij aan de achtergronden van het ‘Afrikaanse evolutie-drama’ en grossierde uitsluitend in ‘op sensatie berekende beelden, waarin met een zeker satanisch genoegen gruwelijke moordpartijen op mens en dier worden uitgesponnen’. De KFC concludeerde: ‘er wordt een dermate onchristelijk en liefdeloos beeld van de Afrikaanse mens gegeven, dat openbare vertoning van dit infernaal en aanstootgevend spektakel op morele gronden niet kan worden aanvaard.’ Twee maanden na de uitspraak herzag de KFC haar mening en mocht de film, die ineens niet meer racistisch bleek, alsnog vertoond worden.

Het Nederlandse roulelement van Africa addio ging vergezeld van demonstraties voor bioscopen en verhitte polemieken in de pers. Jacopetti was niet alleen een geschiedsvervalser, maar ook een fascist. Die laatste kwalificatie werd onderschreven door PvdA-kamerlid Van der Goes van Naters, die een verbod op de film bepleitte.

Zover kwam het niet, maar de Amsterdamse burgemeester Van Hall slaagde er wel in een vertoning in de hoofdstad te voorkomen. Bioscoopexploitanten en de distributeur deelden zijn vrees voor een herhaling van de Provo-rellen van maart 1966. Het hardhandige politie-optreden bij die rellen was onderwerp van Louis van Gasterens documentaire Omdat mijn fiets daar stond, die in tegenstelling tot Africa addio niet door de Filmkeuring was toegelaten. In dat licht bezien wekt de ophef over de vertoning van Jacopetti’s film weinig verbazing.

Een wonder
Op Curaçao, mijlenver verwijderd van Provo en PvdA, zag de twaalfjarige Felix de Rooy de in Nederland zo omstreden film. Zijn vader nam hem mee naar het West-End theater in Otrabanda, waar Africa addio door het gekleurde publiek niet met afkeuring maar met instemming werd ontvangen. Zo was de scène over het laatste proces tegen de Mau-Mau heel herkenbaar.

Tijdens de rechtszaak wordt een zwarte huishoudster er op aangesproken dat ze niets heeft ondernomen toen haar blanke werkgevers door de beklaagden aan mootjes werden gehakt. Haar gedrag was volgens De Rooy begrijpelijk: “Ze was ongetwijfeld door haar werkgevers mishandeld. In Julianastad werkten ook veel zwarten in witte huishoudens en menig dienstmeisje heeft er de neiging gehad glasscherven door de stamppot te roeren.”

De film maakte veel indruk op de twaalfjarige: dertig jaar lang heeft hij de indringende beelden met zich meegedragen. Toen hij Africa addio onlangs in het Filmmuseum bekeek, kwam hij tot de ontdekking dat de Nederlandse versie enkele belangrijke verschillen vertoont met de versie die hij destijds op Curaçao zag. Neem nu de in Nederland fel bekritiseerde visie op Zuid-Afrika en de apartheid. Na confronterende beelden van velden vol doelloos geslachte dieren scheert de camera over een berg en toont ons Kaapstad vanuit de lucht. Het Nederlandse commentaar orakelt: “Als het niet Afrika is, het is evenmin Europa of Amerika. Het is ook geen beloofd land, want de bijbelse rekwisieten ontbreken. Men moet het als een wonder definiëren.” Waarop vertraagde beelden van vrolijk lachende blondines aan het strand getoond worden. De meisjes zijn eindeloos lang op trampolines in de weer, een verademing na de slachtpartijen die vooraf gingen. Felix de Rooy weet precies wat er ontbreekt: de fraaie salto’s van de meisjes werden op Curaçao gevolgd door beelden van zwarte mijnwerkers, die elke dag na werktijd aan reintgenstraling en anale visitaties werden onderworpen. Dit om te voorkomen dat ze de diamanten die aan de blondjes toebehoren zouden stelen. Wie de veelzeggende beelden verwijderde is niet duidelijk.

De Rooy bespeurde ook een nuance-verschil in het commentaar, Jacopetti’s typerende cynisme verwordt door de serieuze toon van Wim Povel tot de preek van een dominee. Maar uiteindelijk is het vooral de parochie die bepaalt hoe de boodschap overkomt. ‘Afrika redt het niet zonder de blanken’ is volgens De Rooy een typisch witte interpretatie van de film: “Ik kom uit de mulattencultuur en ken zowel het schuldbewustzijn van de blanke als de slachtofferrol van de zwarte. Blanken die Jacopetti beschuldigen van racisme zijn hypocriet en getuigen van valse schaamte. Zijn boodschap is heel duidelijk en anti-wit. Wanneer een vader zijn gezin mishandelt en vervolgens vertrekt, dan laat hij een ontwricht gezin achter.”

Of Jacopetti de werkelijkheid nu wel of niet naar zijn hand zette, doet volgens De Rooy niet ter zake, want manipulatie is inherent aan alle media.

Addio zio Tom

Besnijdenissen
Na de ophef over zijn Afrika-film wondt de Italiaan er in ieder geval geen doekjes meer om. Hij reisde in 1971 met zijn regiepartner Franco  Prosperi af naar het zuiden van de Verenigde Staten anno 1820, om in Addio zio Tom (‘Vaarwel oom Tom’) de excessen van de slavernij aan de kaak te stellen. De vanzelfsprekend volledig geënsceneerde film is gebaseerd op historische documenten, is episch van opzet en bevat een ondubbelzinnige climax. De blanke Amerikaan heeft de woede van de Black Panther beweging geheel aan zichzelf te danken, zo stelt Jacopetti.

Felix de Rooy vult de vertoning van de twee Addio-films aan met Shocking Africa, een uit 1982 stammende ‘etnografische documentaire’ van Jacopetti/Prosperi-adepten Angelo en Alfredo Castiglioni. De broers proberen hun roemruchte voorgangers op vertrouwd terrein te verslaan, maar nemen bij gebrek aan oorlogshandelingen hun toevlucht tot dierenoffers en maar liefst 41 mannelijke en zeven vrouwelijke besnijdenissen. In sommige landen draagt de videofilm van de Castiglioni’s dan ook de fijnzinnige titel Faces of Pain, een verwijzing naar die andere beruchte sensatiefilm, die 29 jaar na de ophef rond Jacopetti’s magnum opus de roep om een verbod weer door ons land doet schallen. Demonstranten dienen zich op 22 en 29 november bij het Nederlands Filmmuseum te vervoegen.