A Zed and Two Noughts
Ongeremde absurditeiten
In A Zed and Two Noughts probeert Peter Greenaway opnieuw een complete santekraam van originele en briljante vondsten samen te trekken in een bizar verhaal waarin twee in een dierentuin werkzame broers centraal staan.
Na zich jarenlang als illustrator, schilder en filmcutter min of meer in de vrije tijd bezig gehouden te hebben met het maken van voornamelijk korte films, zoals H Is for House, Windows en A Walk Through H, maakte de Britse cineast Peter Greenaway (1942) in 1980 zijn eerste lange film, The Falls. In bijna drie uur laat Greenaway hierin mensen aan het woord, die zijn opgenomen in een soort encyclopedie van bijzondere voorvallen, wier naam begint met de letters ‘Fall’.
Ordenen, het op volgorde zetten, is hét werk van een cutter en in het bijzonder het medium film leent zich daar uitstekend voor. Een schaar en een plakpersje zijn voldoende om telkens nieuwe verbanden, ordeningen tot leven te roepen.
Maar ook een tekenaar kan een nieuwe orde scheppen, zelfs één, die door de opdrachtgevers niet op prijs wordt gesteld, zoals de hoofdpersoon uit Greenaway’s volgende lange film The Draughtman’s Contract mocht ervaren. Met deze film brak Greenaway internationaal door naar een groot publiek. En nu is hij terug, opnieuw met een film waarin ordening een grote rol speelt: A Zed and Two Noughts, een Brits-Nederlandse coproductie, voornamelijk gedraaid in de diergaarde blijdorp te Rotterdam.
A Zed and Two Noughts, ook wel afgekort tot ZOO, ging eind november vorig jaar in première op het Londense Filmfestival. Bij die gelegenheid schijnt Peter Greenaway volgens de NRC opgemerkt te hebben, dat film een te belangrijk medium is om aan verhalenvertellers over te laten.
Hij probeert in zijn eigen werk deze mening te staven. Op The Draughtman’s Contract na is er in geen van zijn films sprake van een verhaal. Stuk voor stuk suggereren ze een bepaalde ordening in de werkelijkheid, zoals we die op het oog niet zien. De films illustreren een bepaalde, altijd originele gedachte, zoals ook de vroegere korte films, die Kees Hin in samenwerking met K. Schippers maakte. En kennelijk had de maker er zelf ook veel genoegen in ze te maken. Bloedserieuze commentaren, uitgesproken met een puur Brits accent en satirische ondertoon begeleidden deze Greenaway-films, waar dan ook voor de kijkers veel plezier aan te beleven viel.
Met The Draughtman’s Contract wist Greenaway die ordenings-tics meesterlijk te verwerken in een verhaal, waarin de dialogen, de muziek van Michael Nyman en de strakke beeldkaders het geheel een extra dimensie gaven, zonder zich nadrukkelijk op de voorgrond te stellen.
Siamese tweeling
En nu is er A Zed and Two Noughts, waarin Greenaway opnieuw een complete santekraam van originele en briljante vondsten probeert samen te trekken in een bizar verhaal, waarin twee broers centraal staan. Beide werken ze in een dierentuin en worden op slag weduwnaar, nadat hun echtgenotes zijn omgekomen bij een auto-ongeluk voor de poort van de dierentuin. De oorzaak van het ongeval: een laag vliegende witte zwaan vloog dwars door de voorruit. Alleen de bestuurster van de wagen, Alba Bewick (Andréa Ferreol), overleefde het ongeval, maar moest wel een been missen.
Diep getroffen door het verlies komt bij de broers Oswald en Oliver (Brian en Eric Deacon) de vraag op naar de betekenis van het leven. Ze storten zich daarna met overgave op enerzijds de evolutiegeschiedenis middels het zien van een filmserie en op het bestuderen van het rottingsproces bij dode dieren. Ook maken ze kennis met de eenbenige Alba, van wie ze al sterker gecharmeerd worden en met wie ze beide het bed zullen delen.
Deze driehoeksverhouding wordt met argusogen bekeken door de chirurg Van Meegeren (Gerard Thoolen), die probeert zijn assistente Caterina Bolnes (zusje van Tilborgh) in de strijd te gooien om de twee broers van Alba weg te lokken. De ontwikkelingen in de film krijgen een al ingewikkelder karakter, wanneer blijkt dat Alba er ook nog een fictieve (?) beenloze geliefde op na blijkt te houden, de chirurg iets heeft met oude schilderijen en er op uit is ook Alba’s andere been te amputeren, er rondom het beheer van de dierentuin allerlei conspiratieve activiteiten worden ontwikkeld en de twee broers niet alleen steeds verder gaan met hun experimenten, maar ook al meer op elkaar gaan lijken en op een gegeven moment bekennen een siamese tweeling te zijn.
Nadat Alba is bevallen van een tweeling en haar tweede been ook kwijt is, bezwijkt ze van uitputting, waarna Oswald en Oliver de uiterste consequentie uit hun onderzoek trekken en hun eigen dood en rottingsproces fotografisch willen vastleggen. Maar voordat de film aan zo’n triest einde kan komen, grijpt de natuur zelf in.
Visuele race
Binnen dit kader van gebeurtenissen, waarvan alle betekenissen absoluut niet na één keer kijken zijn vast te stellen, overlaadt Greenaway zijn publiek in deze film met tientallen woord- en beeldspelletjes, met verwijzingen naar de schilderkunst (met name Vermeer heeft hem voor deze film beïnvloed), commentaren op de evolutieleer en vragen daarover. En dit alles krijgt nog eens extra vaart door de gedreven muziek van Michael Nyman. Sacha Vierny fotografeerde het geheel op een schitterende wijze en ook de decors getuigen van een enorme verzorgdheid.
Greenaway heeft groot gelijk als hij opmerkt dat film te belangrijk is om alleen aan verhalenvertellers over te laten. Dit (bewegende) beeldmedium biedt een nog steeds niet uitgeputte hoeveelheid mogelijkheden om gedachten en gevoelens uit te drukken. Toch heeft Greenaway gemeend een verhaal nodig te hebben voor zijn ZOO-film, waarin het visualiseren van verval en verrotting het belangrijkste thema lijkt.
Bij het schrijven van het scenario lijkt het of niemand Greenaway geremd heeft bij het ontwikkelen van het verhaal, zodat hij ongestoord zijn gang kon gaan en al bizardere lijnen kon uitzetten en uitwerken. Het lijkt er ook op dat hij alles heeft kunnen verfilmen wat er bij hem op kwam, of door hem op papier was gezet, waarna bij de montage nogmaals alles gebruikt lijkt te zijn wat er gedraaid is. Dat maakt dat A Zed and Two Noughts nauwelijks beperkingen kent of rustpunten heeft. Ideeën, die in het verleden bij Greenaway leidden tot een aantal korte films, zijn nu allemaal in die ene productie gestopt, met als enige consequente lijn dat het allemaal typische Greenaway-gedachten en verbeeldingen zijn.
Door de vaart waarmee alles gebracht wordt, geeft Greenaway zijn publiek echter geen seconde de kans om zich te vervelen, maar tegelijk dus ook niet de mogelijkheid om even bij te komen. Een visuele race door een puur fictieve, bizarre, quasi-geordende werkelijkheid is het resultaat.