Ramon Porto Mota over A noite amarela

‘Elke tiener is een soort van dood lichaam’

Een ‘spirituele slasher’ noemt Ramon Porto Mota zijn speelfilmdebuut A noite Amarela (‘De gele nacht’). Geen bloed, geen monsters, wel een duistere toekomst die steeds dichterbij komt. “Het is zo persoonlijk dat het lastig is om erover na te denken.”

A noite amarela is het speelfilmdebuut van de Braziliaan Ramon Porto Mota dat door het International Film Festival Rotterdam geselecteerd werd in de Bright Future sectie. Behalve een indrukwekkend visueel debuut is het een mooi voorbeeld van hoe een film van betekenis kan veranderen onder invloed, of misschien wel onder druk van de realiteit. De film vertelt het verhaal van een groep jongeren op vakantie op een klein eiland – voor wat waarschijnlijk hun laatste vakantie samen is – terwijl om hen heen de duisternis nadert. Porto Mota noemt het zelf een ‘spirituele slasher’, zonder bloed en zonder monster trouwens, die een verbeelding is van de ongewisse toekomst die hen wacht.

Oorspronkelijk bedoeld als ‘existentiële tienerhorror’ over de overgang tussen jeugd en volwassenheid, is de film door de recente verkiezingen in Brazilië – waarbij een extreemrechtse militaristische president werd verkozen die minderheden bedreigt en zijn eigen rechtse elite bevoorrecht – bijna niet anders te bekijken als een commentaar op die ontwikkelingen. Porto Mota is daar niet onvoorwaardelijk blij mee, maar is wel gefascineerd door het proces en door de vraag hoe de film in Brazilië ontvangen zal worden.

Op dit moment werkt de regisseur samen met coscenarist Jhésus Tribuzi aan twee nieuwe scenario’s. Eén moet een combinatie worden van The Exorcist uit 1973 en Glauber Rocha’s Braziliaanse Black God, White Devil uit 1964 met de titel Satan’s Sun; de andere, een mix van High Noon (1952) en The Texas Chainsaw Massacre (1974), zal gaan over de strijd tussen de oorspronkelijke Indianen en de landdieven die zich in Brazilië de rechtmatige eigenaren wanen. Ze willen het horrorgenre ‘verbuigen’, vertelt Porto Mota als hij voor het festival in Rotterdam is. “We willen het langs vreemde en bizarre paden voeren en onze ideeën, verhalen en landschappen zo vreemd maken als we kunnen.”

Hoe kwam het project tot stand? Was het een experiment in het combineren van genres, laten we zeggen de slasher en de coming-of-age film, of begon het meer met een behoefte om een vorm te vinden voor een ongewisse toekomst? “Het begon met de horror, zeker, maar het was niet de slasher die we in gedachten hadden toen ik met Jhésus Tribuzi aan het scenario begon te schrijven. We wilden een horrorfilm maken zonder fysiek geweld, zonder een tastbaar of zichtbaar monster. Het was alsof we Jacques Tourneurs Night of the Demon wilde maken zoals de film bedoeld was, een horrorfilm zonder monster. Een plan dat toentertijd crashte omdat de producenten bij studio RKO er niks in zagen.
“De slasher en de coming-of-age aspecten hebben we later toegevoegd, toen we brainstormden over een vreemde en ‘verbogen’ horrorfilm, die de essentie van wat normaal een horrorfilm heet te zijn als het ware dematerialiseerde. We kozen voor het subgenre van de slasher omdat het monster en het geweld daar altijd meer voelbaar zijn. We wilden wel een soort horror die de lichamen van de personages zou vernietigen – maar op een andere manier dan mensen gewend zijn.
“Het coming-of-age deel van de film stamt eigenlijk van wat Roger Ebert ooit spottend zei over de slasher toen hij het omschreef als het genre van de ‘dode-tiener-films’. Op de een of andere manier hou ik van die omschrijving. Ik denk dat elke tiener ergens een soort dood lichaam is, omdat ze in die overgangsfase zitten en worstelen om eruit te komen – tenminste, degenen die de luxe hebben om die worsteling aan te gaan – of gewoon moeten hopen dat het zo snel mogelijk voorbij is – degenen die die luxe niet hebben. Het is een waanzinnige tijd, vol verwarring, wanhoop, onvoorspelbaarheid en angst, en dat is wat we in de film wilden laten zien. De onzekerheid van de toekomst is onze kijk op de wereld. Jhésus en ik zijn geen optimisten, om eerlijk te zijn.”

Dus het is een persoonlijk verhaal? “Het is zo persoonlijk dat het lastig is om erover na te denken. Alles wat de personages vertellen – alle cafés, straten en mensen waar ze naar verwijzen – bestaan, of hebben ooit bestaan. Het is mij overkomen, of iemand die me na staat. Het verhaal over het slachthuis dat Caio vertelt, is gebaseerd op jeugdherinneringen van mijn vader en grootvader. Iago’s hond is de hond van mijn partner en ze houdt er echt van om op schaduwen te jagen, wat best zielig is. Naast al die specifieke dingen staat het narratief voor mijn kijk op de wereld, een perspectief dat belangrijk voor me is.”

Er zit een zekere kilte in de film. In de atmosfeer. Maar ik zie ook een afstand tussen de personages – ze leken niet bijzonder gesteld op elkaar – en tussen de camera en de personages. Zie ik dat goed of mis ik iets? Als in: lost in translation? Of wilde u met die afstand misschien voorkomen dat de film te veel een slasher werd? “Volgens mij is dat het cultuurverschil tussen jou en mij. Waar ik vandaag kom, hebben we de neiging om affectie te laten zien met geplaag en onbeschoftheid. In mijn ogen zijn de personages juist erg gek op elkaar en delen ze een emotionele connectie gebaseerd op pesterij, om het zo maar te zeggen. Wat precies het soort verhouding is dat ik met mijn vrienden had toen we zou jong waren.
“De personages hebben natuurlijk wel een soort ‘einde-van-een-cyclus’-gevoel en ik wilde ze daarom wel een beetje op een afstand laten zien, alsof je ze niet helemaal vast kunt pakken. Zo stelde ik me de mis-en-scene voor: ik wilde het moment in hun leven laten zien waarop ze voelen dat er iets ten einde komt en op hetzelfde moment voelen dat iets nieuws begint, maar dat dat wel betekent dat ze van elkaar weg zullen drijven.
“Er is iets wat ze niet zien en dat is waar de film over gaat, dat is de connectie met horror. Iets wat verhuld was, iets wat niemand aan zag komen. Via de framing en de montage worden ze steeds meer van elkaar afgezonderd. Tot aan de climax waar iedereen alleen is en ze allemaal hetzelfde lot ondergaan. In die zin is de split screen-scène essentieel.
“Die afstand is er dus niet zodat de film niet teveel op een slasher zou lijken. Integendeel, ik wilde dat de film echt de sfeer van een slasher zou hebben, maar wel op z’n eigen manier, met z’n eigen idee over messen en wonden snap je? Ik wilde dat de horror waarmee de mis-en-scene, de personages en het verhaal gebouwd werden ergens anders vandaan kwam. Zelfs op de momenten dat de film iets teveel muteert en even geen horror maar meer een tienerkomedie is, werkt het ook. Omdat het als een soort lollige climax fungeert, als een essentieel deel van de horror die de personages vastgrijpt. Ik weet niet of dit voor iedereen duidelijk was, maar dit was ons idee.”

Nog een lost in translation misschien. De personages leken mij niet per se gek op waar ze leven. Het is een kleine stad. Is er een hernieuwde push van jonge mensen in Brazilië weg van het platteland naar steden als Rio? “In feite wilde ik precies het tegenovergestelde laten zien dus het is jammer dat je het zo zag. De diaspora van het noorden naar het zuiden van het land is niet meer zo groot als vroeger, vooral wat betreft jonge generaties. Ik ben een levend voorbeeld van di realiteit: ik schrijf, film en produceer in de provincie waar ik geboren ben, ver weg van Rio de Janeiro en São Paulo. Ik ben trouwens een separatist. Jhésus ook.”

Ook al had u misschien geen politiek in gedachten toen u het verhaal schreef, denkt u dat het thema van een ongewisse toekomst en uw behoefte om daar een film over te maken, dat dat als het ware in de lucht hing, gezien de uitslag van de verkiezingen? Ik ben altijd gefascineerd door de misschien wel onderbewuste kracht van mensen, van kunstenaars, om maatschappelijke veranderingen te bespeuren voordat ze zich voordoen. “Toen ik voor het eerst over de film begon na te denken, wilde ik een feature film maken die niet ging over politiek, sociologie of welk ander aspect dan ook van de complexe realiteit van Brazilië, ook al had ik een paar kleine grappen in gedachten die iets zouden zeggen over sociale en economische status. Later moest ik dit project op pauze zetten en heb ik een horrorserie gemaakt die precies over deze vragen ging en over het historische proces achter de totstandkoming van de Braziliaanse maatschappij. Zoiets als ‘Brazilië als horrorverhaal’.
“Door die ervaring wilde ik met A noite amarela een hele andere kant op. Praten over de ziel, over de mens, over het individu. Niets over de maatschappij. Toch trapte de realiteit me tijdens de montage keihard in mijn gezicht. De editor (Fabio Andrade), de scenarist en ik begonnen de film te zien als een commentaar op de waanzin en de onvoorspelbaarheid van de Braziliaanse realiteit. We hebben niets veranderd in de film, maar we begonnen het verhaal te zien als een spiegel van de nationale malaise. Ik zou willen dat dit nog steeds alleen maar een ‘existentiële tienerfilm’ zou zijn en ik ben verrast door de botsing tussen wat we met de film wilde zeggen en de duistere toekomst die boven ons hangt. Ik ben ontzettend benieuwd naar hoe de film in Brazilië gezien zal worden.”