Carte postale de Cannes 2012 (4)

No

De Filmkrant doet elke dag verslag van het Filmfestival Cannes. Met vandaag: alles is te koop. In Chili en Egypte. NO en After the Battle. Twee films die Europa wakker schudden.

De gevel van het Carlton Hotel in Cannes is geannexeerd door Sacha Baron Cohens dictator Aladeen. De ingang van het toch al tamelijk imposante hotel heeft een paar extra zuilen en draperieën gekregen die de aandacht moeten vestigen op de film die ze verkopen: het vorige week ook in Nederland in première gegane The Dictator.

Elders in de voortuin staat het nieuwste model Mercedes uitgestald. En voor wie het nog niet wist liggen er een paar gigantische dollarbiljetten tussen de bomen gedrapeerd. Alles is te koop. In Cannes is alles reclamezuil. En daar profiteren zelfs films van die er niet eens draaien. Of in de woorden van een Amerikaanse criticus: “Het enige wat wij hier doen is ervoor zorgen dat er geld van eigenaar wisselt, terwijl we ervoor zouden moeten zorgen dat er ideeën worden uitgewisseld.”

Dat alles te koop is, is ook de boodschap van Pablo Larraíns nieuwste film NO. Chileen Larraín is ook in Nederland niet onbekend. Met zijn eerdere films Tony Manero en Post mortem ontleedde hij de Chileense dictatuur onder Pinochet.

NO is het slotdeel van die trilogie, met wederom een rol voor zijn vaste acteur Alfredo Castro, die samen met Gael García Bernal eind jaren tachtig een reclamebureau runt in Santiago. 1988 om precies te zijn, het jaar waarin Pinochet onder buitenlandse druk gedwongen werd een referendum uit te schrijven met de vraag of de dictator nog eens acht jaar in het zadel moest blijven.

Castro en Bernals personages zijn de erfgenamen van het Chileense neoliberale kapitalisme. Hoewel van verschillende generaties hebben ze al snel ontdekt dat je met de juiste slogans mensen zelfs kunt doen geloven dat het lokale colamerk Free stukken beter smaakt dan het Amerikaanse origineel. NO volgt de beide mannen tijdens de periode die voorafgaat aan het referendum, nadat ze elk in een van beide kampen zijn terechtgekomen. Bernal doet de NO-campagne, Castro denkt zich met zijn Si-reclames in het kamp van de winnaars te scharen.

Het in de Quinzaine des Réalisateurs zeer enthousiast ontvangen NO is geestig en fel. Regisseur Larraín vertelde in een interview met de Filmkrant (in de hoop dat een Nederlandse distributeur de film nog op zal pikken) dat het hem niet verbaast dat een internationaal publiek de film vooral om z’n tragische ironie waardeert. Maar dat het hem ook niet zou verbazen als men de film in Chili met meer ernst zal bekijken. Dat zijn ook het soort films dat hij wil maken: ambigue, open, rijk en gelaagd en die in de ogen van de toeschouwer worden voltooid.

Het is altijd weer een beetje koffiedik kijken waarom zo’n film niet in de hoofdcompetitie terechtkomt. De geheel met authentiek materiaal gedraaide film heeft een duidelijke vorm, een meeslepend verhaal en fungeert niet alleen als een blik op de geschiedenis. Je zou hem net zo goed een wake-up call voor de Europese democratieën kunnen noemen die zich in nog extremere mate dan in Chili overgeven aan de vrijemarktdictatuur.

NO heeft een aantal parallellen met de Egyptische competitiefilm After the Battle van Yousry Nasrallah, een fictiefilm die het afgelopen jaar op deels documentaire wijze werd gedraaid in de schaduw van de demonstraties op het Tahrir-plein. Ook hierin is een hoofdrol voor een reclamemaakster weggelegd. Ook hierin gaat het om de juiste slogans om mensen idealen te verkopen. Maar die film maakt, ondanks z’n gedragen toon die voor een westers publiek misschien een beetje inlevingsvermogen kan eisen, ook indruk door de gedurende de film steeds verfijndere manier waarop achtergronden en andere food for thought worden gegeven bij een revolutie die misschien niet helemaal een revolutie was.