NO
De dictatuur te lijf met reclamespots
Met het voor een Oscar genomineerde NO heeft de Chileense cineast Pablo Larraín zijn Pinochet-trilogie in majeur afgesloten, na Tony Manero en Post mortem. Hij zette zichzelf op de kaart als een van Zuid-Amerika’s meest avontuurlijke filmmakers. “Heldendom vind ik niet zo interessant. Het geeft een vals beeld van de samenleving.”
NO behandelt de opmerkelijke publiciteitscampagne uit 1988 die het militaire regime in Chili ten val zou brengen. Met drie bijzondere films (naast NO zijn dat Tony Manero en Post mortem) heeft Pablo Larraín zo de opkomst en ondergang van een dictatuur (1973-1988) vastgelegd.
We spreken Larraín daags na de wereldpremière van NO in Cannes. De sfeer is letterlijk en figuurlijk zonnig. Hoofdrolspeler Gael García Bernal hangt de clown uit en ook de normaal wat formele regisseur lijkt haast opgelucht dat zijn klus geklaard is.
Klopt dat? Larraín: “Toch wel, ja. Ik ben klaar met de dictatuur, en zal er niet naar terugkeren. Maar het is een eindeloos fascinerend onderwerp, waaraan een groot mysterie verbonden zit. Ik snap niet waarom het heeft kunnen gebeuren. Maar het heden wordt gedefinieerd door het verleden. In mijn land heeft men een slecht geheugen, en ik ben blij dat de jongere generaties zich hier meer druk over maken dan zij die het echt hebben meegemaakt.”
Je kunt NO zien als Mad Men geregisseerd met de flair van een Steven Soderbergh. In 1988 verplichtte generaal Pinochets eigen grondwet hem een referendum te houden over de voortzetting van de dictatuur. De Chileense oppositie kreeg dagelijks een schamele 15 minuten zendtijd toebedeeld, tegenover de uren aan propaganda die het regime kon uitbraken. Maar een op Amerikaanse leest geschoolde campagne van een jonge reclamefilmer (in de film gespeeld door Bernal) slaagde erin te bereiken wat het bewind niet voor mogelijk hield: de bevolking te enthousiasmeren voor verandering, en ‘Nee’ te stemmen.
Bernal vond het prettig dat zijn personage mocht twijfelen. “René Saveedra is geen held, zoals NO geen film is met alleen zwart en wit. Deze film gaat over de grijstinten. Het gaat over de subtiliteiten, de tegenstellingen en de teleurstellingen die democratie met zich meebrengt. Eigenlijk kijken we nog steeds heel naïef naar onze staatsvorm. Democratie werkt alleen tijdens verkiezingen. In ons dagelijks leven moeten we vechten voor gelijkheid en rechtvaardigheid. Dat is wat mijn personage doormaakt. Zijn deelname is niet heroïsch, maar hij vindt de juiste redenen om te doen wat hij moet doen. Voor zichzelf, voor zijn kind en voor zijn ouders.”
Meeloper
Pablo Larraín gebruikt graag antihelden. In zijn veelgeprezen Tony Manero (2008) is de Pinochet-dictatuur al jaren onderweg. We zien de dagelijkse angst, de afstomping en het opportunisme die onderdrukking kenmerken. Centraal staat een in zichzelf gekeerde danser die er echt alles voor over heeft om de Chileense Tony Manero te worden, het hoofdpersonage uit Saturday Night Fever.
Ook de centrale figuur uit Larraíns tweede film Post mortem (2010) is verre van sympathiek. Mario is een eenzaam ambtenaar in het mortuarium die dagelijks de slachtoffers van het kersverse regime moet registreren. Zijn liefde voor een stripper maakt dat Mario een verzetsdaad pleegt, maar niets is wat het lijkt in het leven van de meeloper.
Larraín: “Ik hou van botsende personages. Want ieder mens heeft innerlijke conflicten, zeker toen. Mensen wisten niet waar ze aan toe waren. Alles was vreemd, uniek. Daarom koos ik bij Post mortem voor een kleine man met rechtse sympathieën. Daar bestond een groot deel van Pinochets volgelingen uit. Heldendom vind ik niet zo interessant. Het geeft een vals beeld van de samenleving.”
U-Matic
Ook de films van Pablo Larraín schuren. Het Tony Manero-personage zwijgt, waardoor de kijker hard moet werken om in die film alle verbanden te leggen. De stille Post mortem nadert met zijn lange takes en beklemmende sfeer bijna het territorium van Aleksander Sokoerov.
NO is anders: vlot, kleurrijk, vol hoop en humor. Larraín toont zijn tegendraadsheid ditmaal in de vorm. Hij schoot de hele film op het videomateriaal van de jaren tachtig, de U-Matic, met zijn schreeuwerige kleuren en gebrek aan diepte. “Auw!”, zeggen de ogen, maar Larraín vindt het een logische keuze. “Ik houd er niet van als men in films 35mm of super-HD combineert met archiefbeelden. Je ziet immers direct dat het totaal verschillend materiaal is. Door dezelfde videocamera’s te gebruiken als onze archiefbeelden, zou het publiek er nooit achter komen wat wij hadden gedraaid, en wat al bestond. Film is illusie, en je moet zo goed mogelijk die illusie oproepen.”
Dat maakte de productie van NO niet eenvoudiger, integendeel. “We hadden de originele beelden, en we moesten het maken daarvan in scène zetten. Feitelijk dus een film afmaken waar 25 jaar geleden al aan begonnen is. Ik moest me voorstellen wat er zich achter die camera afspeelde, terwijl er geen foto’s of informatie van bestond. Je maakt een behind the scenes van iets waar we alleen een videoband van hadden. Dat was het moeilijkste: denken wat zij dachten, voelen wat zij voelden.”
NO voert naast Bernals personage ook zijn baas van het reclamebureau op. Als trouwe Pinochet-aanhanger is deze Guzman (Larraíns vaste hoofdprolspeler Alfredo Castro) verantwoordelijk voor de ‘YES’-campagne. Is dit het oude Chili versus het nieuwe? Larraín: “Ik denk dat beiden het nieuwe Chili zijn. Omdat ze allebei geloven dat kapitalisme de manier is om hun probleem op te lossen. Ze geloven beiden in reclame als een manier om het land te besturen, wat dubieus is. De een komt van links, de ander van rechts, de een steunt Pinochet, de ander vrijheid, maar ze werken samen om cola en magnetrons te verkopen. Dat is wat ze verbindt. Deze film gaat niet alleen over wat er tijdens de dictatuur gebeurde, maar ook wat er na het referendum gebeurde. Mijn land is een winkelcentrum geworden, gerund door acht steenrijke families. Als je een goede opleiding wil, moet je ervoor betalen, en dat geld ook voor gezondheid. Alles is te koop, en dat is denk ik heel gevaarlijk.”